Uitspraak
1.[appellant 1] ,
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
de curator,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
Grief Iricht zich tegen de beslissing van de rechtbank dat er sprake is van een selectieve betaling van [appellant 1] als bestuurder van de vennootschap die als onrechtmatige daad jegens de overige (gezamenlijke) crediteuren van de vennootschap moet worden aangemerkt, doordat [appellant 1] er niet op heeft toegezien dat de vennootschap haar crediteuren gelijk heeft behandeld. Voorts richt de grief zich tegen het aan de beslissing ten grondslag liggende oordeel van de rechtbank dat [appellant 1] geen voorrang had op de opbrengst van de verkoop van de voorraden en inventaris boven de andere schuldeisers en dat daarmee vaststaat dat de (gezamenlijke) schuldeisers door de betaling aan [appellant 1] zijn benadeeld. De grief ziet tevens op de beslissing van de rechtbank dat niet voldaan is aan het vereiste van schriftelijke vastlegging (2:247 BW) van een overeenkomst tussen de vennootschap en [appellant 1] .
grief IIstellen [appellanten] in het verlengde van grief I aan de orde dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen in r.o. 4.6 van het bestreden vonnis dat [appellant 1] op 9 februari 2012 wist of behoorde te weten dat het faillissement van de vennootschap redelijkerwijs te verwachten was. Met
grief IIImaken [appellanten] er bezwaar tegen dat de rechtbank geen aandacht heeft besteed aan het bezwaar dat [appellanten] bij conclusie van dupliek hebben gemaakt tegen de wijziging van eis van de curator bij diens conclusie van repliek.