ECLI:NL:HR:2008:BG0946

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/149HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en pandrecht op vordering in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende faillissementsrecht en pandrecht op vorderingen. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G. Snijders, heeft cassatie ingesteld tegen de curator, mr. Elisabeth Joanna Maria Stals, die optreedt in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V. De zaak betreft een eerdere uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 21 maart 2002 een arrest heeft gewezen dat door de Hoge Raad is vernietigd. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.

Na een tussenarrest van 18 oktober 2005 heeft het hof op 23 januari 2007 verschillende vonnissen van de rechtbank Roermond vernietigd en heeft het voor recht verklaard dat de pandovereenkomst van 23 augustus 1996 met betrekking tot een vordering op Acetra B.V. nietig is. Tevens is vastgesteld dat er geen rechtsgeldige verpanding heeft plaatsgevonden van een vordering op Nationale Nederlanden N.V. De eiseres is veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan de curator, met wettelijke rente, en is in het ongelijk gesteld in haar verweer.

De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte ook tot verwerping van het beroep. De uitspraak is gedaan door de vice-president D.H. Beukenhorst en vier andere raadsheren, en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

5 december 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/149HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders,
t e g e n
mr. Elisabeth Joanna Maria STALS, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,
wonende te Weert,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. M.V. Polak, thans mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de curator.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 6 februari 2004, nr. C02/197HR, NJ 2004, 266.
Bij dit arrest heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 maart 2002 vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
Na een tussenarrest van 18 oktober 2005, waarbij het hof de curator tot bewijs heeft toegelaten heeft het hof bij arrest van 23 januari 2007 de vonnissen van rechtbank Roermond van 15 oktober 1998 en 22 juli 1999, voor zover deze aan het oordeel van het hof waren onderworpen, vernietigd en, opnieuw rechtdoende;
A. voor recht verklaard dat de pandovereenkomst van 23 augustus 1996 met betrekking tot de vordering op Acetra B.V. op grond van art. 42 F. nietig is;
B. voor recht verklaard dat er geen rechtsgeldige verpanding heeft plaatsgevonden van de vordering van DM 106.465,83 (= ƒ 116.320,73) op Nationale Nederlanden N.V.;
C. voor recht verklaard dat [eiseres] zich met betrekking tot de advocaatkosten van mr. Saes ter grootte van ƒ 18.276,22 niet op verrekening kan beroepen;
D. [eiseres] veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te voldoen met een bedrag van € 52.784,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 juli 1996 tot aan de dag der algehele voldoening;
E. [eiseres] veroordeeld hoofdelijk (naast de veroordeling van mr. Saes bij het beroepen eindvonnis) en wel aldus dat, wanneer de een zal hebben betaald, de ander zal zijn bevrijd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te voldoen een bedrag van € 11.631,79, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 1996 tot aan de dag der algehele voldoening;
F. [eiseres] veroordeeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te voldoen een bedrag van € 16.607,51, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de respectieve data waarop deelbetalingen van dit bedrag aan [eiseres] plaatsvonden tot aan de dag der algehele voldoening;
G. voor recht verklaard dat rechtsgeldig zijn de ten processe bedoelde drie geldleningovereenkomsten van 23 februari 1996 ad DM 20.000,-- en van 18 april 1996 en 23 mei 1996 van ieder ƒ 50.000,--, de in de geldleningovereenkomsten neergelegde verpandingsverplichtingen, alsmede de verpandingsovereenkomsten van respectievelijk 7 juni 1996 met betrekking tot de vordering op de Nationale Nederlanden N.V. en van 23 augustus 1996 met betrekking tot de vordering op [B] B.V.;
H. het over en weer meer of anders gevorderde afgewezen;
I. verstaan dat [eiseres] de onder D t/m F genoemde bedragen niet mag verrekenen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiseres] mede door mr. K. Teuben, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 1.656,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 december 2008.