In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de waardevaststelling van een wijkcentrum onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, eigenaar van het wijkcentrum 'de Klincke' aan de [a-straat] 14 te [Z], was in beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op € 401.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Steenwijkerland had deze waarde vastgesteld op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, maar de belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat de waarde op de waardepeildatum van 1 januari 2013 slechts € 224.000 zou moeten zijn, met een afschrijving van 60% vanwege economische veroudering.
Tijdens de zitting op 4 februari 2016 heeft de gemachtigde van de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, terwijl de heffingsambtenaar niet ter zitting verscheen. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van € 401.000 juist was. Het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak uiteindelijk vastgesteld op € 310.000, waarbij het Hof de argumenten van beide partijen heeft gewogen. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de heffingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.984.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de heffingsambtenaar om de vastgestelde waarde van onroerende zaken adequaat te onderbouwen, en dat zowel de heffingsambtenaar als de belanghebbende de last hebben om hun bepleite waarden aannemelijk te maken. De beslissing is openbaar uitgesproken en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.