In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De man, verzoeker in het incident, heeft verzocht om de beschikking van 15 december 2015 uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, waarin het gezamenlijk gezag over de minderjarige en een contactregeling tussen de man en de minderjarige was vastgesteld. De vrouw, verweerster in het incident, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om de contacten tussen de man en de minderjarige te beperken.
De rechtbank had eerder een voorlopige contactregeling vastgesteld, maar de vrouw heeft deze stopgezet na een rapport van een orthopedagogisch specialist. Het hof heeft de belangen van de man en de vrouw afgewogen, evenals het belang van het kind. Het hof oordeelde dat het belang van de man bij de tenuitvoerlegging van de beschikking zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij het behoud van de bestaande toestand. Het hof heeft daarom het verzoek van de man tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad toegewezen en de verzoeken van de vrouw afgewezen.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerder vastgestelde contactregeling en het gezamenlijk gezag over de minderjarige opnieuw worden bevestigd en uitvoerbaar worden verklaard. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.