In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De Inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, waarbij heffingsrente in rekening werd gebracht. Belanghebbende stelde dat de aanslag onbevoegd was opgelegd en dat de uitspraak op bezwaar niet op de juiste wijze was bekendgemaakt. Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur bevoegd was om de aanslag op te leggen, ondanks dat het mandaatbesluit niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt. Het Hof oordeelde dat belanghebbende geen nadeel had ondervonden van dit formele gebrek. Daarnaast werd vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar tijdig was verzonden, ook al was het voorschrift van artikel 6:17 van de Awb niet in acht genomen. Het Hof concludeerde dat de onduidelijkheid over de heffingsrente geen aanleiding gaf tot vernietiging van de aanslag. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werden geen proceskosten toegewezen.