Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de partneralimentatie. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft verzocht om de alimentatieverplichting per 1 december 2012 te beëindigen, omdat de vrouw een duurzame affectieve relatie zou hebben met een nieuwe partner, [A]. De vrouw, verweerster in het principaal hoger beroep, heeft dit betwist en is zelf met een incidenteel hoger beroep gekomen tegen eerdere beslissingen van de rechtbank.
De procedure begon met een verzoek van de man aan de rechtbank Gelderland om de alimentatieverplichting te beëindigen, wat in eerdere beschikkingen door de rechtbank werd behandeld. De rechtbank oordeelde in een tussenbeschikking dat er voldoende bewijs was voor een duurzame affectieve relatie, maar in een latere beschikking werd dit oordeel teruggedraaid. De man heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij zes grieven naar voren heeft gebracht.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de relatie tussen de vrouw en [A] onderzocht. Het hof concludeerde dat, hoewel er sprake was van een langdurige affectieve relatie, er onvoldoende bewijs was dat de vrouw en [A] samenwoonden als waren zij gehuwd, zoals vereist door artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft de grieven van de man verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.