Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
afdeling civiel recht
hierna: [appellante],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellante] is geboren in [plaatsnaam] (Jordanië) op [geboortedatum]. Zij heeft (op verzoek van haar broer) in 2013 een in Duitsland gevestigde onderneming ([de onderneming]) overgenomen en als eenmanszaak geëxploiteerd. De onderneming hield kantoor aan het huisadres van de broer van [appellante]. Ten tijde van de overname van dit bedrijf had [appellante] in verband met psychische problemen een uitkering ingevolge de Ziektewet en stond zij gedurende drie dagen per week onder behandeling van Mediant. Op 31 december 2014 is de onderneming van [appellante] opgeheven.
Sinds februari 2016 wordt [appellante] opnieuw gedurende drie keer per week behandeld voor haar psychische klachten. Deze behandeling duurt volgens [appellante] waarschijnlijk tot augustus 2016.
Gebleken is dat (bijna) alle schulden van [appellante] voortvloeien uit een op haar naam gedreven onderneming. [appellante] heeft toegestaan dat haar broer de onderneming op haar naam kreeg en zij bemoeide zich weinig met de onderneming. Weliswaar ging [appellante] naar beurzen en bezocht zij af en toe het bedrijf, maar zij heeft niet dan wel onvoldoende toezicht gehouden op het financiële reilen en zeilen van de onderneming. [appellante] heeft daarbij het onverantwoorde risico genomen dat er zonder haar medeweten schulden zouden voortvloeien uit de exploitatie van de onderneming, welk risico zich heeft voorgedaan. Dat de broer van [appellante] het in hem door [appellante] gestelde vertrouwen heeft geschonden en haar feitelijk heeft belazerd, doet hier niet aan af. [appellante] behoorde immers te weten dat zij, als eigenaar van onderneming, zelf verantwoordelijk was voor het financiële reilen en zeilen van de onderneming, aldus de rechtbank.
Ook ontbreekt in hoger beroep verifieerbare financiële informatie ten aanzien van onder andere met de onderneming van [appellante] behaalde omzetten, gemaakte kosten en behaalde resultaten. De namens [appellante] op 24 mei 2016 ingediende stukken betreffende omzetcijfers over januari tot en met juli 2014 en (bewijs)stukken van kosten en (deel)betaling van een beurs in Essen (Duitsland), zijn in elk geval onvoldoende om haar goede trouw ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de (zakelijke) schuldenlast te beoordelen.
4. De beslissing