Uitspraak
wonende te Enschede,
1.Het geding in feitelijke instanties
6 november 2014.
2.De prejudiciële procedure
3.Beantwoording van de prejudiciële vragen
p. 31).
4.Beslissing
13 maart 2015.
Hoge Raad
In deze prejudiciële beslissing van de Hoge Raad, gedateerd 13 maart 2015, worden belangrijke vragen behandeld met betrekking tot de omzetting van een faillissement in een schuldsaneringsregeling op basis van de Faillissementswet (Fw). De zaak betreft een verzoekster die op 5 december 2012 op eigen aangifte failliet is verklaard. Na de faillietverklaring heeft de rechtbank een bewind ingesteld over haar goederen en gelden. De verzoekster heeft de rechtbank verzocht haar faillissement op te heffen en tegelijkertijd de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken. Dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen, waarna de verzoekster in hoger beroep ging.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 2 oktober 2014 en 6 november 2014 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de vereisten voor een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met name of een buitengerechtelijke schuldregeling voorafgaand aan het verzoek moet worden beproefd en of een verklaring van de gemeente vereist is. De Hoge Raad concludeert dat voor een omzettingsverzoek de schuldenaar moet aantonen dat er geen reële mogelijkheden zijn voor een buitengerechtelijke regeling, en dat dit kan worden gedaan door een verklaring van de curator toe te voegen aan het verzoek.
De Hoge Raad beantwoordt de vragen door te stellen dat de rechtbank een termijn kan stellen voor het indienen van de vereiste verklaring en dat de schuldenaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard als deze verklaring niet tijdig wordt verstrekt. De beslissing benadrukt het belang van professionele schuldhulpverlening en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor de schuldsaneringsregeling.