ECLI:NL:GHARL:2016:4681

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
16-659124-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing voorlopige hechtenis wegens ontoereikende motivering van het herhalingsgevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 25 februari 2016. De beschikking betrof het bevel tot gevangenhouding van de verdachte, die in het huis van bewaring verbleef. De voorlopige hechtenis was bevolen in verband met een diefstal in vereniging met braak. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door mr. Y. Bouchikhi, gehoord in raadkamer.

Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, maar heeft ook geconstateerd dat de rechter-commissaris de grond voor het bevel tot bewaring niet voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft deze onvolledige motivering overgenomen, wat het hof als onvoldoende heeft beoordeeld. Gezien de beperkte documentatie van de verdachte, die niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, concludeert het hof dat de grond voor de gevangenhouding niet aanwezig is.

Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd, de vordering tot gevangenhouding afgewezen en de voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van de uitspraakdatum. De beslissing is genomen op basis van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

beschikking
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Arnhem
pkn: 16-659124-16
avnr: 000350-11
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
verblijvende in het huis van bewaring te [verblijfplaats] .
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 25 februari 2016, voor zover houdende het bevel tot gevangenhouding van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door
mr Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 26 februari 2016.

OVERWEGINGEN:

De voorlopige hechtenis is - kort samengevat - bevolen ter zake van een diefstal in vereniging met braak. Het hof is na onderzoek gebleken dat er sprake is van ernstige bezwaren ter zake van dat feit. De rechter-commissaris heeft als grond in het bevel tot bewaring opgenomen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld. Hij heeft die grond echter niet gemotiveerd. De raadkamer van de rechtbank heeft die grond overgenomen, maar die grond evenmin gemotiveerd. Gelet op de beperkte documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, is het hof in dit geval van oordeel dat de grond waarop de rechtbank het bevel tot gevangenhouding van verdachte heeft gegeven niet aanwezig is, zodat de beschikking van de rechtbank moet worden vernietigd en de vordering tot gevangenhouding moet worden afgewezen, met opheffing van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 67, 67a, 69 en 71 van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof vernietigt de beschikking waarvan beroep, wijst af de vordering tot gevangenhouding en heft op de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Aldus gegeven op 9 maart 2016 door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter, B.F.A. van der Krabben en M.M.L.A.T. Doll, raadsheren, in tegenwoordigheid van H. de Graaf, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.