In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. In eerste aanleg was de vordering van [geïntimeerde] tot teruggave van haar opgeslagen goederen toegewezen, met een dwangsom voor het geval [appellant] niet zou voldoen aan de uitspraak. [appellant] betwist in hoger beroep de toewijzing van de vordering en stelt dat hij niet in staat is om te voldoen aan de veroordeling tot teruggave, omdat de lijst van goederen niet klopt. De kern van het geschil is de bewijslast: op wie rust de bewijslast dat de goederen zich nog onder [appellant] bevinden? Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [geïntimeerde] voldoende moet stellen en zo nodig moet bewijzen dat [appellant] de goederen onder zich heeft. Het hof heeft behoefte aan meer informatie van beide partijen en heeft een inlichtingencomparitie gelast, waarbij beide partijen in persoon moeten verschijnen. De comparitie is bedoeld om de bewijsvoering te verhelderen en te onderzoeken of partijen tot een regeling kunnen komen. De zaak is aangehouden voor het overige en de roldata zijn vastgesteld voor de verdere procedure.