ECLI:NL:HR:2015:3336

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
15/03543
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verstrekking proces-verbaal in BOPZ-zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie om een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank had deze machtiging verleend voor de periode tot 11 april 2016. Betrokkene heeft echter beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, omdat zijn advocaat herhaaldelijk had verzocht om een afschrift van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, wat door de rechtbank niet was verstrekt. De advocaat stelde dat dit in strijd was met artikel 290 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met de wettelijke voorschriften door het afschrift van het proces-verbaal niet te verstrekken. De Hoge Raad benadrukte dat het verstrekken van een afschrift van een proces-verbaal niet afhankelijk mag zijn van het al dan niet instellen van een rechtsmiddel. Dit is van bijzonder belang in zaken die betrekking hebben op vrijheidsbeneming. De advocaat van betrokkene heeft in een aanvullend verzoekschrift aangegeven dat het proces-verbaal op 31 juli 2015 alsnog is verstrekt, maar dit gebeurde pas na het verstrijken van de cassatietermijn. Hierdoor kon het onderdeel van het cassatiemiddel niet tot cassatie leiden wegens gebrek aan belang.

De overige klachten van het cassatiemiddel werden door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand bleef.

Uitspraak

20 november 2015
Eerste Kamer
15/03543
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
de OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C10/473758 FA RK 15-2777 van de rechtbank Rotterdam van 30 april 2015.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 9 oktober 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

3.1
Op 10 april 2015 heeft de officier van justitie verzocht om op de voet van de art. 15 e.v. Wet Bopz een machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de periode tot 11 april 2016.
3.2
Onderdeel 1 klaagt dat de rechtbank niet heeft willen voldoen aan het herhaalde verzoek van de advocaat van betrokkene om afschrift van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling te verstrekken. Aan de advocaat is medegedeeld, aldus het onderdeel, dat processen-verbaal ingevolge beleidsafspraken slechts op verzoek van de Hoge Raad worden verstrekt. Aldus handelt de rechtbank volgens het onderdeel in strijd met het bepaalde in art. 290 lid 2 Rv, alsook met art. 5 EVRM.
Betrokkene heeft primair verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank met de uitdrukkelijke opdracht het proces-verbaal te verstrekken. Het subsidiaire verzoek strekt tot het mogen aanvullen van het cassatiemiddel zodra alsnog afschrift van het proces-verbaal is ontvangen.
3.3.1
Ingevolge art. 279 lid 4 Rv wordt van het ter mondelinge behandeling verhandelde en van de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen een proces-verbaal opgemaakt. Art. 290 lid 2 Rv bepaalt dat de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van processen-verbaal verstrekt aan de verzoeker en aan de in de procedure verschenen belanghebbenden. Deze voorschriften strekken onder meer ertoe dat de verzoeker of een belanghebbende de inhoud van een proces-verbaal kan betrekken bij zijn beslissing of en, zo ja, op welke gronden hij een rechtsmiddel zal instellen. Dit brengt mee dat het verstrekken van een afschrift van een proces-verbaal niet afhankelijk mag worden gesteld van het al dan niet zijn ingesteld van een rechtsmiddel. Aan een verzoek tot afgifte van een proces-verbaal door een advocaat die verklaart daaraan behoefte te hebben omdat wordt overwogen een rechtsmiddel tegen de beslissing in te stellen, dient dan ook onverwijld te worden voldaan.
Aan voormelde voorschriften komt extra gewicht toe in zaken waarin de beslissing strekt tot vrijheidsbeneming (vgl. HR 14 februari 1986, ECLI:NL:HR:1986:AG5193, NJ 1986/400).
3.3.2
In het aanvullend verzoekschrift heeft de advocaat van betrokkene vermeld dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 31 juli 2015 – daags na het verstrijken van de cassatietermijn – alsnog is verstrekt en heeft zij de gronden van het cassatiemiddel aangevuld. Nu betrokkene tot het indienen van dit aanvullend verzoekschrift is toegelaten, kan het onderdeel wegens gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.
3.4
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, V. van den Brink en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
20 november 2015.