In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. De belanghebbende, een inwoner van Lelystad, had een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2011 ontvangen, die door de Inspecteur was gehandhaafd na een bezwaarschrift. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelde. De belanghebbende betwistte de bevoegdheid van de Rechtbank en stelde dat de rechtbank Midden-Nederland bevoegd was, en dat de uitspraak van de Rechtbank nietig was. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank Noord-Nederland bevoegd was, gezien de woonplaats van de belanghebbende en de relevante wetgeving. Het verzoek om uitstel van de zitting door de gemachtigde van de belanghebbende werd afgewezen, omdat de redenen niet voldoende zwaarwegend waren. Het Hof concludeerde dat er geen gronden waren voor vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestigde deze. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de rechtbanken in belastingzaken en de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig juridische vertegenwoordiging te regelen.