ECLI:NL:GHARL:2016:5458

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
200.167.172/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een overeenkomst van geldlening en de dwingende bewijskracht van schuldbekentenissen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] over de rechtsgeldigheid van een overeenkomst van geldlening. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de geldleningen die [appellant] aan [geïntimeerde] had verstrekt, een schijnconstructie waren, waarbij [geïntimeerde] als tussenpersoon fungeerde voor [directeur adviesbureau]. De rechtbank oordeelde dat de leningen in werkelijkheid aan [directeur adviesbureau] waren verstrekt, wat in strijd was met de regelgeving van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Tijdens de comparitie van partijen verklaarde [appellant] dat hij geld aan [directeur adviesbureau] wilde lenen, maar dat dit niet mogelijk was vanwege de AFM-regels, waardoor [geïntimeerde] als tussenpersoon optrad. Het hof bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat de dwingende bewijskracht van de schuldbekentenissen niet opwoog tegen de verklaringen van [appellant] tijdens de comparitie. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM- LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.167.172/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/130692/ HA ZA 13-335)
arrest van 5 juli 2016
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.H. Pelle, kantoorhoudend te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. A. Speksnijder, kantoorhoudend te Akkrum.
De inhoud van het tussenarrest van 26 mei 2015 wordt hier overgenomen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Er heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Dit proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Tijdens de comparitie hebben partijen geen schikking bereikt.
1.2
Vervolgens hebben partijen de volgende stukken gewisseld:
- een memorie van grieven (met productie),
- een memorie van antwoord.
1.3
Hierna hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
1.4
De vordering van [appellant] in hoger beroep luidt:
"(…) te vernietigen het door de rechtbank Noord Nederland, locatie Leeuwarden op 4 maart 2015 tussen partijen gewezen vonnis en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van appellant toe te wijzen en met een veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."

2.De feiten

2.1
In deze zaak staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende (gemotiveerd) weersproken het volgende tussen partijen vast.
2.1.1
[geïntimeerde] heeft sedert 2004 geldleningen verstrekt aan de besloten vennootschap STEPAh Technology B.V. (STEPAh) dan wel aan haar bestuurder [X] . Deze leningen strekten ertoe om research en development bij STEPAh, voorheen genaamd: STEPAH PAPIER EN KUNSTSTOFFEN BV (SPK), te bekostigen. Deze financiële middelen zijn namens STEPAh aangetrokken door mevrouw [directeur adviesbureau] (hierna: [directeur adviesbureau] ), die een adviesbureau in vermogensadvies exploiteerde, te weten [adviesbureau] ( [adviesbureau] ). [geïntimeerde] heeft de door hem uitgeleende bedragen overgemaakt naar een bankrekening ten name van " [directeur adviesbureau] -inz. SPK".
2.1.2
[appellant] kende [directeur adviesbureau] (" [directeur adviesbureau] ") persoonlijk. Zij was executeur-testamentair van de nalatenschap van zijn moeder, ter zake waarvan hij enig erfgenaam was. [appellant] heeft aan [directeur adviesbureau] gelden geleend, ten aanzien waarvan zij door de rechtbank Almelo tot terugbetaling is veroordeeld. Dit gaat om andere bedragen dan waarom het in de onderhavige procedure gaat.
2.1.3
[appellant] heeft op voorstel van [directeur adviesbureau] diverse geldbedragen naar de bankrekening van [geïntimeerde] overgemaakt. Ter zake daarvan heeft [geïntimeerde] diverse, door [directeur adviesbureau] opgestelde, 'schuldbekentenissen' ondertekend:
1) Op 4 januari 2010:
"
SCHULDBEKENTENIS
Ondergetekende. [geïntimeerde] , wonende te [woonplaats] , verklaart hierbij wel en deugdelijk schuldig te zijn aan [appellant] , wonende te [woonplaats] , wegens geldlening, een bedrag van EUR 30.000,- (zegge dertigduizend euro) tegen een rentebetaling van 3% 's-jaars. De lening inclusief de rente dient uiterlijk te worden afgelost op 1 januari 2011.
[woonplaats] , 1 januari 2010."
Onderaan deze schuldbekentenis is door [geïntimeerde] handgeschreven vermeld:
"goed voor € 30.000,= (zegge dertigduizend euro) plus renten en kosten"
2) Op 9 maart 2010:
"
SCHULDBEKENTENIS
Ondergetekende. [geïntimeerde] , wonende te [woonplaats] , verklaart hierbij wel en deugdelijk schuldig te zijn aan [appellant] , wonende te [woonplaats] , wegens een geldlening, een bedrag van EUR 17.500,- (zegge zeventienduizend vijfhonderd euro) tegen een rentebetaling van 4% 's-jaars.
De lening inclusief de rente dient uiterlijk te worden afgelost op 01-03-2011.
[woonplaats] , 09-03-2010."
Onderaan deze schuldbekentenis is door [geïntimeerde] handgeschreven vermeld:
"goed voor € 17.500,= (zegge zeventienduizend vijfhonderd Euro) plus renten en kosten"
3) Op 1 mei 2010:
"
SCHULDBEKENTENIS
Ondergetekende. [geïntimeerde] , wonende te [woonplaats] , verklaart hierbij wel en deugdelijk schuldig te zijn aan [appellant] , wonende te [woonplaats] , wegens een geldlening, een bedrag van EUR 10.000,- (zegge tienduizend Euro) tegen een rentebetaling van 5% 's-jaars.
De lening inclusief de rente dient uiterlijk te worden afgelost op 01-01-2011.
[woonplaats] , 01-05-2010."
Onderaan deze schuldbekentenis is door [geïntimeerde] handgeschreven vermeld:
"goed voor € 10.000,= (zegge Tienduizend Euro) plus renten en kosten"
4) Op 16 juni 2010:
"
SCHULDBEKENTENIS
Ondergetekende. [geïntimeerde] , wonende te [woonplaats] , verklaart hierbij wel en deugdelijk schuldig te zijn aan [appellant] , wonende te [woonplaats] , wegens een verlenging van de geldlening (van 01-07-2009), een bedrag van EUR 50.000,- (zegge vijftigduizend Euro) tegen een rentebetaling van 5% 's-jaars.
De lening, met een looptijd van 1 jaar, vanaf 01-07-2010, inclusief de rente dient uiterlijk te worden afgelost op 01-07-2011.
[woonplaats] , 16-06-2010."
Onderaan deze schuldbekentenis is door [geïntimeerde] handgeschreven vermeld:
"goed voor € 50.000,= (zegge vijftigduizend Euro) plus renten en kosten"
2.1.4
Bij brief van 20 oktober 2010 heeft [geïntimeerde] (onder meer) het volgende aan [appellant] geschreven:
"(…) Bij deze deel ik u mee, dat ik, [geïntimeerde] , die onder verantwoordelijkheid van mevrouw [directeur adviesbureau] , voormalig directeur van [adviesbureau] , tot voor kort actief in vermogensbeheer, bovengenoemd totaalbedrag aan leningen heeft georganiseerd, niet langer de juridische verantwoordelijkheid wens te dragen en derhalve afstand neem van de verplichting tot terugbetaling van eerdergenoemd bedrag van € 107.500,00 aan leningen, inclusief rente. Bij dit besluit ben ik juridisch ondersteund.De leningen zijn met ingang van 01-07-2009 door mij aangegaan, optredend en handelend in opdracht van mevrouw [directeur adviesbureau] ( [adviesbureau] ), als uitvoerende partij.
Mijn beslissing ligt ten grondslag aan onderstaande feiten:
Mevrouw [directeur adviesbureau] heeft u, als [adviesbureau] cliënt, rechtstreeks benaderd met het verzoek tot een geldlening aan mij, uiteindelijk door u verstrekt in vier (4) stortingen, respectievelijk:1. 01-07-2009 € 50.000,00:
2. 01-01-2010 € 30.000,00;
3. 01-03-2010 € 17.500,00 en
4. 01-05-2010 € 10.000,00.
Inmiddels blijkt dat, volgens de wettelijke bepalingen vastgelegd in de regelgeving van de AFM (Autoriteit Financiële Markten), vermogensbeheerders niet direct, indirect of rechtstreeks gelden van haar cliënten als vermogensbeheerder, mogen aanspreken voor eigen gewin. De leningen zijn daarom via mij, met bemiddeling van mevrouw [directeur adviesbureau] , in eerste instantie aangegaan en waren dus duidelijk bedoeld voor mevrouw [directeur adviesbureau] (op zogenoemde SPK rekening).
Als bevriend particulier van mevrouw [directeur adviesbureau] en handelend louter als uitvoerder, ben ik feitelijk misbruikt. De door U verstrekte leningen, aangegeven als bestemd voor ondergetekende, waren bedoeld voor mevrouw [directeur adviesbureau] (aangegeven als bedoeld voor SPK), en derhalve direct door mij doorbetaald op het rekeningnummer van mevrouw [directeur adviesbureau] -inz.SPK-, rekening Postbank/ING Nr. [rekeningnummer] . Ik ben ervan overtuigd dat u op de hoogte was van het feit dat deze leningen in werkelijkheid voor mevrouw [directeur adviesbureau] waren bedoeld als ondersteuning van haar eigen financiële reserve. Het risico van de gevolgde constructie hebt u dan ook bewust gelopen.
Als ondergetekende van uw geldlening aan mevrouw [directeur adviesbureau] heb ik te goeder trouw gehandeld, maar door de gehanteerde constructie van mevrouw [directeur adviesbureau] is de toegepaste geldtransactie constructie wettelijk onjuist en door misbruik van mij te maken is haar handeling niet rechtsgeldig (strafbaar). Hiervoor wens ik geen enkele verantwoordelijkheid te dragen en neem op basis van deze feiten volledig afstand van uw geldlening met de verplichting tot terugbetaling inclusief rente.
Hierbij leg ik de verantwoordelijkheid geheel bij [adviesbureau] dan wel haar wettelijk aangestelde vertegenwoordiger mevrouw [directeur adviesbureau] , alsmede haar mededirecteur mevrouw [Y] .
In haar functie van mededirecteur moet mevrouw [Y] van de hiergenoemde transactieconstructie geïnformeerd zijn geweest en wordt daardoor mede verantwoordelijk geacht.
Dit betreft tevens het boekhoudkantoor, bekend onder de naam Annbra BV, vertegenwoordigd door de heer [Z] , welke deze zaken administratief moet verantwoorden volgens de regels van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten.
Onderzoek heeft uitgewezen dat deze soort van transactiestructuren c.q.
geldleningen in de afgelopen jaren bij meerdere cliënten heeft plaatsgevonden, maar dit terzijde.
Verdere misleiding via 'SPK' rekening [rekeningnummer] :
Op verzoek van mevrouw [directeur adviesbureau] heb ik, zoals bovenstaand reeds genoemd, uw gelden dezelfde dag van binnenkomst doorgeboekt naar rekening nummer [rekeningnummer] ten name van mevrouw [directeur adviesbureau] -inz.SPK-. De afkorting 'SPK', destijds bedacht door mevrouw [directeur adviesbureau] , is hierin misleidend geweest omdat hiermee mijnerzijds werd gesuggereerd dat uw leningen bestemd waren voor betalingen van het bedrijf STEPAH PAPIER EN KUNSTSTOFFEN BV (SPK). Mevrouw [directeur adviesbureau] verrichtte (tot zomer 2010) de betalingen van dit bedrijf, thans bekend onder de naam STEPAh Technology BV. Deze vorm 'SPK' heeft dienaangaande misleiding mijnerzijds veroorzaakt, vanwege mijn financiële betrokkenheid van investeringen bij deze onderneming. Navraag bij de heer [X] , directeur van STEPAh Technology BV heeft mij inzicht gegeven dat uw geldelijke leningen hoofdzakelijk door mevrouw [directeur adviesbureau] en mevrouw [Y] in de privé en zakelijke sfeer met betrekking tot privéschulden ( [adviesbureau] = [adviesbureau] ) zijn gebruikt.
(…)"
2.1.5
Hierop heeft [appellant] gereageerd met een brief van zijn gemachtigde d.d. 22 november 2010. Deze brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
"(…) Op 20 oktober jl. heeft u schriftelijk aan cliënt laten weten afstand te willen doen van de verplichting tot het terugbetalen van de geleende totaalsom van € 107.500,- exclusief rente.
Namens cliënt deel ik u mee dat u op grond van de wet gehouden bent de totale geleende som inclusief rente aan cliënt te voldoen. Nu blijkt dat u niet langer aan de verplichtingen welke voortvloeien uit de overeenkomst, wilt voldoen, ga ik hierbij namens cliënt over tot ontbinding van de overeenkomst. Dit brengt met zich mee dat de geleende sommen direct opeisbaar zijn. Daarnaast dient u de afgesproken rentesom voor de periode vanaf de leendatum tot de datum van retournering van de geleende som te voldoen bij wijze van schadevergoeding.Ik verzoek u de geëiste totaalsom binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief te voldoen. Indien u hiertoe niet tijdig overgaat, zullen juridische vervolgstappen in gang worden gezet. De aanzienlijke kosten hiervan zullen op u worden verhaald. Ik vertrouw er echter op dat u het zover niet zult laten komen. (…)"
2.1.6
Nadat [appellant] bij inleidend exploot van dagvaarding d.d. 18 februari 2011 [geïntimeerde] heeft gedagvaard voor de rechtbank, heeft [geïntimeerde] de in de hiervoor onder 2.1.3 sub 1 tot en met 3 genoemde schuldbekentenissen schuldig erkende bedragen ad in totaal € 62.866,67 (inclusief rente) terugbetaald aan [appellant] op respectievelijk 29 juni 2011, 30 juni 2011, 1 juli 2011, 4 juli 2011, 2 juli 2012 en 27 juni 2013.
2.1.7
Op 18 april 2013 heeft [appellant] conservatoir (derden)beslag doen leggen op diverse, aan [geïntimeerde] toebehorende goederen, waaronder diens woning.
2.1.8
Op 20 mei 2014 heeft voor de rechtbank een comparitie van partijen plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie heeft [appellant] (onder meer) het volgende verklaard:
"Mevrouw [directeur adviesbureau] (hierna: [directeur adviesbureau] ) deed met haar adviesbureau aan
vermogensadvies en verkeerde in financiële problemen. Ik heb daarom geld aan haar
geleend om haar te helpen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) staat echter niet meer
toe dat een adviesbureau rechtstreeks van een cliënt geld leent. [geïntimeerde] bleek bereid te
zijn om als tussenpersoon te fungeren. Ik was in de veronderstelling dat het geld bij [directeur adviesbureau] terecht zou komen en niet bij het bedrijf STEPAh Technology B.V. (hierna: Stepah). De naam Stepah is nooit aan de orde geweest. Ik was dus tot voor kort niet bekend wat er met
het geld was gebeurd. Hier waren ook geen duidelijke afspraken over gemaakt met [directeur adviesbureau] .
De vier schuldbekentenissen die door [geïntimeerde] zijn ondertekend zijn gedicteerd door [directeur adviesbureau] .
Zij regelde het contact tussen mij en [geïntimeerde] en van haar kreeg ik zijn (bank)gegevens.
Van [geïntimeerde] kreeg ik meerdere brieven met daarbij gevoegd de door hem ondergetekende
schuldbekentenissen. (…)"[geïntimeerde] heeft (onder meer) het volgende verklaard:
"Ik moest van [directeur adviesbureau] het geld dat ik van [appellant] had geleend overmaken naar de
bankrekening van Stepah. Zelf heb ik ook uit mijn eigen vermogen leningen aan Stepah
verstrekt. [directeur adviesbureau] functioneerde als een secretaresse bij Stepah. Pas in 2009 werd mij bekend
dat zij een deel van het geld, dat ik aan haar had overgemaakt, voor privézaken heeft
gebruikt.
[directeur adviesbureau] heeft de tekstopmaak van de schuldbekentenissen gemaakt en gedicteerd wat ik daarop
moest schrijven. Ik mocht geen andere opmerkingen bij de schuldbekentenis maken, omdat
dan de link naar Stepah bekend zou worden bij de AFM. (…)"
2.1.9
Het in de schuldbekentenis d.d. 16 juni 2010 genoemde bedrag van € 50.000,- en de bijbehorende rente heeft [geïntimeerde] tot op heden niet (terug)betaald.

3.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg

3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg - na vermindering van eis ter gelegenheid van de comparitie van partijen - gevorderd, samengevat en zakelijk weergegeven, veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 50.000,-, te vermeerderen met het overeengekomen rentepercentage over deze hoofdsom vanaf 16 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 2.842,- aan buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het door de rechtbank te wijzen vonnis.
3.2
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank in essentie overwogen dat de geldleningen van [appellant] aan [geïntimeerde] een schijnconstructie betroffen in verband met de eisen van de AFM, die niet (meer) toestaan dat een adviesbureau rechtstreeks van een cliënt geld leent. Om die reden heeft [geïntimeerde] als 'tussenpersoon' gefungeerd. In werkelijkheid ging het volgens de rechtbank om geldleningen van [appellant] aan [directeur adviesbureau] . Hieraan doet niet af dat [geïntimeerde] wél tot terugbetaling van de in de eerste drie schuldbekentenissen genoemde bedragen (zie hiervoor onder 2.1.3) is overgegaan, aldus de rechtbank.

4.Met betrekking tot de grieven

4.1
Grief Ihoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft erkend dat hij geld aan [directeur adviesbureau] wilde lenen, omdat ze in financiële problemen verkeerde, maar dat dit niet mogelijk was, omdat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) niet meer toestaat dat een adviesbureau rechtstreeks van een cliënt leent, en dat [geïntimeerde] om die reden als tussenpersoon heeft gefungeerd. In de toelichting op deze grief betoogt [appellant] het volgende.
Op enig moment heeft [directeur adviesbureau] [appellant] benaderd met
de mededeling dat zij [geïntimeerde] kende en dat die behoefte had aan geld, onder meer
voor het vernieuwen van het dak van zijn woning en de vraag of [appellant]
geld aan hem wilde lenen. [geïntimeerde] was bereid een goede rente te betalen en daarmee
kon [appellant] op zijn geld (uit de nalatenschap van zijn moeder) een goed rendement verkrijgen. [appellant] kende [geïntimeerde] niet. Wél kende hij [directeur adviesbureau] , in wie hij veel vertrouwen had, vooral op financieel terrein, aangezien zij toen een financieel adviesbureau exploiteerde. [directeur adviesbureau] gaf daarbij nog aan dat zij zelf ook wel geld aan [geïntimeerde] had willen lenen, maar dat dat volgens de regelgeving van de AFM niet mogelijk was. Die opmerking over de AFM is ook ter sprake gekomen tijdens de comparitie van partijen op 20 mei 2014, op grond waarvan de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat [appellant] aan [directeur adviesbureau] geld heeft willen lenen en [geïntimeerde] als tussenpersoon zou hebben gefungeerd. Dat nu is volstrekt onjuist
. "Mevrouw [directeur adviesbureau] heeft [appellant] gevraagd of hij geld wilde lenen aan [geïntimeerde] en niet aan haar", aldus [appellant] .
4.2
Grief IIhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat alle vier de schuldbekentenissen door [directeur adviesbureau] gedicteerd zijn. In de toelichting op deze grief betoogt [appellant] het volgende.
[directeur adviesbureau] heeft op zijn verzoek de schuldbekentenissen opgesteld, aangezien zij op dit gebied deskundig was. Achteraf is gebleken dat [geïntimeerde] de geleende gelden, althans een deel daarvan, heeft doorgestort naar een rekening van [directeur adviesbureau] dan wel naar
een rekening van STEPAh. [appellant] was daarvan niet op de hoogte. Van het bestaan van STEPAh had hij zelfs nog nooit gehoord. [appellant] ging ervan uit dat [geïntimeerde] de gelden voor eigen gebruik nodig had, waaronder het opknappen van zijn huis. De gedane aflossingen op de leningen waren ook afkomstig van de bankrekening van [geïntimeerde] en niet van een andere rekening, aldus [appellant] .
4.3
Grief IIIhoudt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de gelden daadwerkelijk door [appellant] aan [directeur adviesbureau] zijn geleend, en dat de tussenkomst van [geïntimeerde] slechts een schijnconstructie betrof vanwege de eisen van de AFM. In de toelichting op deze grief betoogt [appellant] het volgende.
Van een schijnconstructie is geen sprake geweest. De opmerking van [appellant]
dat [directeur adviesbureau] zelf geen gelden kon uitlenen aan [geïntimeerde] , is
door de rechtbank kennelijk verkeerd begrepen. Bij de geldleningen van [appellant] aan [geïntimeerde] hebben regels van de AFM geen enkele rol gespeeld. [appellant] heeft rechtstreeks gelden geleend aan [geïntimeerde] , van wie hij de naam en gegevens van [directeur adviesbureau] had gekregen. [appellant] heeft de gelden uit zijn vermogen en van zijn bankrekening overgemaakt naar [geïntimeerde] . Door [geïntimeerde] gedane aflossingen zijn
gedaan vanaf de bankrekening van [geïntimeerde] naar de bankrekening van [appellant]
. [directeur adviesbureau] en/of STEPAh staan hier geheel buiten, aldus [appellant] . Hij beroept zich in dit verband op de dwingende bewijskracht van de schuldbekentenis d.d. 16 juni 2010 (artikel 157 lid 2 Rv).
4.4
[geïntimeerde] voert, samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
Hij heeft sedert 2004 - via [directeur adviesbureau] - geldleningen verstrekt aan STEPAh teneinde research en development bij STEPAh te bekostigen De desbetreffende bedragen zijn door hem overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van " [directeur adviesbureau] -inz. SPK". Nadat hij al zijn spaargeld op deze wijze ter beschikking had gesteld aan STEPAh, werd hij benaderd door de hem geheel onbekende [appellant] met het verzoek om de door deze aan STEPAh voor hetzelfde doel te verstrekken middelen door te betalen naar voornoemde rekening; dit was door [appellant] overeengekomen met [directeur adviesbureau] en STEPAh. Deze omweg was nodig omdat het [directeur adviesbureau] in verband met de eisen van de Wet financieel toezicht niet langer was toegestaan om financiële transacties uit te voeren. Op deze wijze heeft hij van [appellant] een bedrag van € 107.500, - ontvangen, welk bedrag hij heeft overgemaakt naar bovengenoemde rekening.. In juni 2011 heeft hij een bedrag van € 62.866,67, inclusief rente, aan [appellant] terugbetaald in het vertrouwen dat hij dit bedrag van STEPAh zou terugontvangen, hetgeen tot op heden niet is gebeurd.
4.5
Het hof zal de grieven tezamen behandelen en overweegt diengaande het volgende.
Het betoog van [appellant] in de memorie van grieven staat haaks op hetgeen hij, volgens het proces-verbaal van die comparitie, tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft verklaard, te weten (vet aangebracht door het hof):
"Mevrouw [directeur adviesbureau] (hierna: [directeur adviesbureau] ) deed met haar adviesbureau aan
vermogensadvies en verkeerde in financiële problemen.Ik heb daarom geld aan haar
geleendom haar te helpen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) staat echter niet meer toedat een adviesbureau rechtstreeks van een cliënt geld leent.[geïntimeerde] bleek bereid te zijn om als tussenpersoon te fungeren. Ik was in de veronderstelling dat het geld bij [directeur adviesbureau] terecht zou komenen niet bij het bedrijf STEPAh Technology B.V. (…)"Het hof stelt vast dat [appellant] de weergave van zijn verklaringen in het proces-verbaal niet heeft bestreden. Hij heeft slechts aangevoerd dat de rechtbank zijn opmerking 'dat [directeur adviesbureau] zelf geen gelden kon uitlenen aan [geïntimeerde] ' verkeerd heeft begrepen. Het hof volgt hem daarin niet. De verklaring van [appellant] ter comparitie houdt in dat [appellant] geld
aan[directeur adviesbureau] wilde lenen, omdat
zijin financiële problemen verkeerde, en dat de AFM niet (langer) toestond dat [directeur adviesbureau] het geld
vaneen cliënt leende, reden waarom [geïntimeerde] als tussenpersoon heeft gefungeerd.
4.6
Het beroep op de dwingende bewijskracht van de schuldbekentenis d.d. 16 juni 2010 baat [appellant] dan ook niet. Weliswaar komt aan deze schuldbekentenis dwingende bewijskracht toe (artikel 157 lid 2 Rv in samenhang met artikel 158 Rv), maar ingevolge artikel 151 lid 2 Rv staat tegenbewijs tegen dit dwingend bewijs vrij. Naar het oordeel van het hof wordt de dwingende bewijskracht van de schuldbekentenissen ontzenuwd door de eigen verklaringen van [appellant] tijdens de comparitie in eerste aanleg, zoals hiervoor geciteerd, in combinatie met hetgeen verder vaststaat over de rol van [directeur adviesbureau] .
4.7
Aan het voorgaande doet niet af dat [geïntimeerde] de leningen 2 tot en met 4 (zie hiervoor onder 2.1.3) van zijn eigen bankrekening heeft terugbetaald. Dit enkele feit brengt niet mee dat [geïntimeerde] geacht moet worden te hebben erkend dat hij schuldenaar was ten aanzien van deze leningen. [geïntimeerde] heeft immers gemotiveerd gesteld dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij daarbij handelde als 'tussenpersoon' dan wel 'doorgeefluik' voor STEPAh, en dat hij er - achteraf bezien ten onrechte - op vertrouwde dat hij de betaalde bedragen van STEPAh zou terugontvangen.
4.8
Nu [appellant] verder geen (voldoende gespecificeerd) nader bewijs heeft aangeboden van zijn stelling dat de overeenkomsten van geldlening tussen hem en [geïntimeerde] tot stand zijn gekomen, is het door hem gestelde niet komen vast te staan. Hieruit volgt dat [geïntimeerde] slechts als 'stroman' respectievelijk 'doorgeefluik' fungeerde bij de overeenkomsten van geldlening tussen [appellant] en [directeur adviesbureau] .
4.9
De grieven falen derhalve.
Slotsom
4.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep veroordelen (2 punten in tarief IV).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden van 4 maart 2015;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 3.262,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 711,- voor verschotten;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. R. Weening en mr. O.E. Mulder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
5 juli 2016.