Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: [appellante],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellante] had vanaf 10 augustus 2015 een contract bij Sodexo voor 20 uur per week. Per 24 mei 2016 is zij gedurende 32 uur per week werkzaam als benzinepompmedewerkster bij [benzinestation] B.V.
3.2 De rechtbank heeft de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds beëindigd, omdat [appellante], kort gezegd, niet heeft voldaan aan de uit die regeling voortvloeiende informatie-, sollicitatie- en afdrachtverplichting.
dient voorts te worden aangerekend dat zij vanaf de aanvang van haar schuldsaneringsregeling onduidelijkheid heeft laten ontstaan en laten voortbestaan over de woonsituatie van haar dochter. Het ter zitting in hoger beroep overgelegde schrijven van [A] aan de dochter van [appellante] op een door haar gehuurd adres in [woonplaats] is onvoldoende om aan te nemen dat de dochter inmiddels niet meer ingeschreven staat op het adres van haar moeder. Dat [appellante] haar dochter heeft laten inschrijven op haar, [appellante], woonadres omdat haar dochter vanwege een slechte relatie met haar vader een postadres nodig had, overtuigt niet als een passende maatregel aangezien gezamenlijke inschrijving vele financiële consequenties heeft. Gelet hierop heeft de bewindvoerder bij de berekening van het vrij te laten bedrag voor [appellante] terecht rekening gehouden met een volgens de geldende Recofa-richtlijnen door de dochter aan [appellante] te betalen bijdrage in de woonlasten. Dat haar dochter volgens de stelling van [appellante] deze bijdrage, evenals zij zelf, uitsluitend aan [echtgenoot] betaalt (of heeft betaald), maakt dit niet anders.
Ten aanzien van de sollicitatieverplichting is het hof voorts van oordeel dat genoegzaam aannemelijk is geworden dat [appellante] tijdens haar schuldsaneringsregeling behoudens enkele keren in enkele maanden (april, mei en juni 2015) niet of niet voldoende heeft gesolliciteerd naar aanvullend of meer uren vervangend betaald werk. Dat voor [appellante], naar zij heeft aangevoerd, te weinig passende functies beschikbaar waren om het voorgeschreven aantal van vier sollicitaties per maand te verrichten, acht het hof onvoldoende aannemelijk geworden.
Voor zover [appellante] zichzelf niet in staat achtte aan haar verplichtingen te voldoen, had zij hulp van derden kunnen inroepen. Ter zitting heeft zij echter verklaard dat zij van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Ook van de in haar situatie voor de hand liggende optie van budgetbeheer is geen sprake geweest.
4.De beslissing
11 juli 2016 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.