Uitspraak
1.Van Wijnen Harderwijk B.V., voorheen Bimo Bouw B.V.,
Bimo,
VWL,
VWL c.s.,
Van der Linden,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Vaststaande feiten
In de leden 3 en 4 van artikel 1 "onderwerp van de overeenkomst" is onder meer het volgende bepaald:
"3.
De opdrachten zullen hoofdzakelijk kleine herstel- en onderhoudswerken betreffen. Werkzaamheden die tijdens de uitvoering naar de inschatting van de opdrachtnemer boven het limietbedrag van € 750,00 exclusief B.T.W. te boven gaan zullen vooraf met opdrachtgever worden overlegd4. Voor grote herstel- en onderhoudswerken behoudt opdrachtgever zich het recht voor bij derden offertes aan te vragen en aan derden opdrachten te verstrekken."
In artikel 3 lid 3 van deze overeenkomst is bepaald dat Bimo zal werken volgens een in de overeenkomst vastgelegd uurtarief en aan het eind van het kalenderjaar schriftelijk een verzoek tot aanpassing van dat tarief zal indienen, welke aanpassing niet meer zal mogen bedragen dan de verhogingen op basis van de loonindex CBS laag.
De opdrachtnemer draagt zorg voor het uitvoeren van werkzaamheden aan die complexen welke vermeld staan op bijlage I. Overeengekomen is dat de opdrachtnemer het eigenaargedeelte van het klachtenonderhoud verzorgt. Huurders kunnen hiervoor rechtstreeks met opdrachtnemer contact opnemen. Opdrachtnemer zorgt voor juiste afhandeling van gemelde klachten. Per maand, per complex en per uitgevoerd werk legt opdrachtnemer verantwoording af.
De opdrachten zullen kleine herstel- en onderhoudswerkzaamheden / klachtenafhandeling betreffen.
Voor grote herstel- en onderhoudswerken behoudt opdrachtgever zich het recht voor ook bij derden offertes aan te vragen en aan derden opdrachten te verstrekken.
De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 12 maanden, ingaande op 01-01-2007 en alsdan eindigende op 31-12-2007.
op basis van de cijfers van het CBS voor de regelingslonen in de particuliere bedrijven en de regelingslonen in de betreffende sector."
Vele jaren hebben wij voor u mogen werken vanuit onze vestiging in Almere, echter vanwege huisvestingsproblemen en een inmiddels ontstaan samenwerkingsverband inzake het Flevo Ziekenhuis Almere, is besloten om de vestiging definitief bij Van Wijnen Lelystad te voegen.
Van der Linden. Daarbij is onder meer afgesproken dat VWL voor haar werkzaamheden een uurtarief van € 40,44 in rekening zou brengen.
“Wij hebben gistermorgen wederom en ten finale gesproken over de lopende samenwerking tussen van Wijnen en Van der Linden. Onderstaand een bevestiging van onze afspraken.
Jij hebt aangegeven deze samenwerking te beëindigen en de daaruit voortvloeiende consequenties, relationeel en financieel, te aanvaarden.
De beëindiging wordt door jullie nog schriftelijk bevestigd.
Zoals besproken, zullen wij na ontvangst hiervan tot de daarbij behorende financiële afwikkeling overgaan en beoordelen welke stappen verder ondernomen moeten worden.Zoals ook in de afgelopen gesprekken gememoreerd zijn wij zeer ongelukkig met de situatie en met name over de onterechte houding jegens ons. Het doet geen recht aan de inzet, motivatie en kwaliteit van onze medewerkers, die zich het afgelopen jaar maximaal voor Van der Linden hebben ingezet met een goed resultaat. Ook van de recent door jullie aangekaarte mogelijke onoirbare administratieve zaken is geen sprake gebleken. Klaarblijkelijk hebben we, vanaf de met uw heer [X] besproken organisatorische wijzigingen op 13 januari 2011, gevochten tegen de welbekende bierkaai. Het besluit van Van der Linden respecteren we uiteraard, maar kunnen dat dan ook zeker niet billijken.Wij zullen de lopende meldingen afhandelen en vanaf maandag geen nieuwe meldingen meer aannemen. Het callcenter zullen we eveneens per maandag a.s. ontmantelen en de mensen doorverwijzen naar Van der Linden. Wij gaan ervan uit dat jullie alle betrokkenen daarvan per omgaande in kennis stellen.Wij wachten jullie formele correspondentie af.”
“
Conform afspraak bevestigen wij hierbij de beëindiging van onze samenwerking tussen Van der Linden Vastgoedmanagement en Van Wijnen Lelystad op het gebied van klachten en mutatieonderhoud.In uw mail van 23 november jl. geeft u aan de lopende meldingen af te handelen en vanaf maandag 28 november geen nieuwe meldingen meer aan te nemen maar door te verwijzen naar Van der Linden.Over deze door u genomen beslissing zullen wij uiteraard betrokkenen zo spoedig mogelijk informeren. Voor de doorverwijzing is onze afdeling Vastgoedmanagement bereikbaar onder het telefoonnummer (…)Ik vertrouw er op dat de afhandeling van de diverse zaken tussen onze bedrijven op een goede wijze tot stand zal komen.”
€ 60.103,- per maand over een periode van 13 maanden, hetgeen resulteert in een verlies van € 390.671,-. Daarnaast maakt VWL aanspraak op een bedrag van € 140.627,- aan (coördinatie)werkzaamheden buiten het contract om voor het jaar 2011 en een bedrag van
€ 82.280,- aan omzetderving over 2011 vanwege het, ten onrechte, uitbesteden van werkzaamheden door Van der Linden in 2011.
3.Procedure in eerste aanleg
4.Bespreking van de grieven
- een vordering in verband met de volgens VWL en Bimo onzorgvuldige opzegging van de overeenkomst (vordering a);
- een vordering betreffende in 2011 verrichte werkzaamheden buiten de overeenkomst (vordering b);
- een vordering vanwege schending van exclusiviteitsafspraken door Van der Linden (vordering c).
vordering aleggen VWL en Bimo ten grondslag dat Van der Linden de overeenkomst alleen kon opzeggen tegen het einde van het kalenderjaar en met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden. Door met onmiddellijke ingang op te zeggen heeft Van der Linden onregelmatig opgezegd. Daardoor hebben VWL en Bimo schade geleden, bestaande uit omzet- en winstderving.
“
Voorzitter:De versies van dit gesprek verschillen. [directeur VWL] zegt dat hij heeft begrepen dat [directeur VdL] de stekker eruit trok en dat hij dat vervolgens in een e-mail heeft gezet.
opgevat alseen opzegging met onmiddellijke ingang. Naar het oordeel van het hof mocht [directeur VWL] daar, gelet op hetgeen vaststaat over de inhoud van het gesprek op 22 november 2011, niet vanuit gaan.
22 november 2011 bevestigt, hiervoor aangehaald in rechtsoverweging 2.11, heeft [directeur VWL] evenmin geschreven dat [directeur VdL] de overeenkomst met onmiddellijke ingang heeft beëindigd. In het e-mailbericht wordt juist opgemerkt dat [directeur VdL] de beëindiging nog schriftelijk zal bevestigen. In het e-mailbericht wordt daarentegen wel aangekondigd dat VWL met ingang van de daaropvolgende maandag - dat is 28 november 2011 -, geen nieuwe opdrachten op basis van de overeenkomst met Van der Linden in behandeling zal nemen. In de daaropvolgende brief van Van der Linden van 24 november 2011, hiervoor aangehaald in rechtsoverweging 2.12, wordt de beëindiging van de samenwerking tussen Van der Linden en VWL bevestigd, maar wordt geen datum genoemd. Wel wordt gerefereerd aan de
beslissing van VWL, als vermeld in genoemd e-mailbericht, om geen nieuwe meldingen meer aan te nemen.
22 november 2011 en de daaropvolgende correspondentie van partijen geven naar het oordeel van het hof steun aan het verweer van Van der Linden dat zij heeft aangekondigd de overeenkomst te beëindigen, zonder nog een datum te noemen, en dat VWL daarin aanleiding heeft gezien om van haar kant met (vrijwel) onmiddellijke ingang de overeenkomst te beëindigen. Tegen die achtergrond hebben VWL en Bimo hun stelling dat Van der Linden de overeenkomst met onmiddellijke ingang, althans in strijd met de overeengekomen opzegtermijn, onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering ten aanzien van die stelling komt het hof dan ook niet toe.
opgezegd - onvoldoende is onderbouwd. De vraag of tussen partijen inderdaad gold dat de overeenkomst tegen het einde van het kalenderjaar moest worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden kan voor wat betreft vordering a dan ook onbesproken blijven.
vordering bleggen VWL en Bimo ten grondslag dat zij in 2011 allerhande werkzaamheden hebben moeten verrichten die niet als zodanig in de raamovereenkomsten van 2006 zijn benoemd en waarvoor zij geen vergoeding hebben ontvangen. Het betreft het in stand houden van het callcenter en het vooraf beoordelen van klachten. Volgens VWL en Bimo werd VWL door de bewoners gezien als ‘de beheerder’, terwijl niet VWL maar Van der Linden de beheerder was.
dat Bimo permanent telefonisch bereikbaar diende te zijn via een speciaal telefoonnummer.
Uit hetgeen VWL en Bimo ten aanzien van het callcenter hebben aangevoerd, volgt niet dat dit iets anders behelsde dan de permanente telefonische bereikbaarheid. De vordering van VWL en Bimo is erop gebaseerd dat de in die raamovereenkomsten vastgelegde afspraken ook in 2011 van toepassing waren. Nu deze overeenkomsten al voorzagen in een ‘callcenter’, hebben VWL en Bimo geen aanspraak op een separate vergoeding van de daarmee gemoeide kosten.
- dat zij van mening waren dat sprake was van (opgedragen) werkzaamheden die niet begrepen waren in de overeengekomen vergoeding en waarvoor Van der Linden een extra vergoeding diende te betalen -, volgde dat zij de vordering baseerden op nakoming. Daargelaten of VWL en Bimo in dit stadium van de appelprocedure nog wel een nieuwe grondslag onder hun vordering mogen leggen, schiet ook deze grondslag tekort, omdat voor schadevergoeding vereist is dat sprake is van verzuim. Nu gesteld noch gebleken is dat VWL en/of Bimo Van der Linden in gebreke heeft gesteld en van een situatie van verzuim zonder ingebrekestelling geen sprake is, en bovendien niet aannemelijk is geworden dat Van der Linden betreffende de afhandeling van de klachten in enige verplichting is tekortgeschoten, faalt deze grondslag op voorhand.
.Volgens VWL en Bimo hebben zij over 2011 € 414.053,- gefactureerd, aanzienlijk minder dan in de jaren 2009 en 2010 werd gefactureerd (gemiddeld ongeveer € 720.000,-). Volgens VWL en Bimo komt dat doordat Van der Linden, in strijd met de gemaakte afspraken, onderhoudsopdrachten heeft gegeven aan derden. Volgens VWL en Bimo betreft het niet alleen kleine opdrachten, voor bedragen onder € 750,-, maar ook grotere opdrachten. Ten aanzien van die opdrachten had Van der Linden VWL in de gelegenheid moeten stellen een offerte uit te brengen. Dat heeft zij ten onrechte nagelaten.
is deze exclusiviteit ook vastgelegd. In het licht van de verplichting van Bimo om permanent bereikbaar te zijn voor klachten en deze op korte termijn af te handelen, aan welke verplichting Bimo alleen maar kon voldoen door voldoende mensen en middelen beschikbaar te houden, is de exclusiviteitsverplichting ook alleszins voorstelbaar. Ook in de raamovereenkomst die Van der Linden in 2011 heeft opgesteld, is een exclusiviteitsverplichting opgenomen, zij het dat deze verplichting betrekking heeft op opdrachten tot € 500,-, waar in de raamovereenkomsten van 2006 nog een bedrag van € 750,- werd gehanteerd.
29 november 2006. Van der Linden wilde de bestaande afspraak op dit punt dan ook continueren in de in 2011 ontstane nieuwe situatie. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de heer [Y] van Van der Linden verklaard dat Van der Linden VWL ook in 2011 de gelegenheid heeft geboden grotere werkzaamheden te verrichten. Volgens hem waren er echter minder grotere opdrachten. Nu tot 2011 tussen Van der Linden en Bimo gold dat Van der Linden Bimo in de gelegenheid diende te stellen een offerte uit te brengen en deze offerteplicht nauw verband hield met de exclusiviteit voor kleinere opdrachten en tussen Van der Linden en VWL in 2011 voor kleine opdrachten nog steeds sprake was van exclusiviteit, mocht VWL ervan uitgaan dat de offerteplicht ook in 2011 gold. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat Van der Linden VWL heeft laten weten dat de offerteplicht in de nieuwe situatie niet meer gold, maar dat - integendeel - de door Van der Linden zelf opgestelde nieuwe raamovereenkomst opnieuw voorzag in een offerteplicht.
€ 750,- ook een offerteplicht voor grotere opdrachten gold. Indien Van der Linden, zoals VWL en Bimo stellen, maar Van der Linden betwist, deze exclusiviteit en/of offerteplicht heeft geschonden door kleinere opdrachten aan derden te geven en/of VWL en Bimo niet in de gelegenheid te stellen offertes uit te brengen, is zij schadeplichtig. Anders dan Van der Linden, overigens voor het eerst bij gelegenheid van de comparitie in hoger beroep en derhalve in beginsel te laat, heeft betoogd, staat het feit dat een ingebrekestelling ontbreekt niet in de weg aan de gehoudenheid tot schadevergoeding. Indien in een concreet geval sprake is geweest van schending van de exclusiviteit en/of de offerteplicht waardoor een ander dan VWL en Bimo werkzaamheden heeft verricht (t.a.v. schending van de offerteplicht dient dan wel aannemelijk te zijn dat de opdracht daadwerkelijk aan VWL/Bimo zou zijn verstrekt), is correcte nakoming van deze verplichting in zoverre blijvend onmogelijk, waardoor een ingebrekestelling niet vereist is.
- allereerst is opmerkelijk dat de door VWL en Bimo tot en met november 2011 gerealiseerde omzet aanzienlijk lager is dan de omzet die in 2009 en 2010 door Bimo is gerealiseerd. Van der Linden heeft de door VWL en Bimo gestelde omzetgegevens weliswaar betwist, maar zij heeft dat bij gebrek aan wetenschap gedaan. Van der Linden kan echter over alle gegevens betreffende de omzet beschikken - de opdrachten worden door haar verstrekt en als zij al niet zelf beschikt over een overzicht van de door VWL en Bimo ingediende facturen, kan zij dat overzicht bij haar principalen opvragen -, zodat zij niet kan volstaan met een zo algemene en inhoudsloze betwisting; van haar mag worden verlangd dat zij concreet aangeeft waarom de door VWL en Bimo aangevoerde omzetgegevens onjuist of discutabel zijn;
- vervolgens valt op dat Van der Linden geen steekhoudende verklaring heeft gegeven voor het omzetverschil. Van der Linden heeft erop gewezen dat zij voor de grote opdrachten afhankelijk is van het budget van haar principalen, maar zij heeft verder geen informatie gegeven over dat budget in de jaren 2009 tot en met 2011. Bovendien mag ervan worden uitgegaan dat het volume aan kleine opdrachten niet onderhevig is aan sterke schommelingen; een teruglopend budget voor groot onderhoud is dan ook niet van invloed op het volume van het kleine onderhoud. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen in hoger beroep is van de zijde van VWL en Bimo, onweersproken, gesteld dat de omzet door de jaren heen voor ongeveer 2/3e bestond uit kleine opdrachten;
- ten slotte bevatten de door VWL en Bimo overgelegde producties, minst genomen, aanknopingspunten voor de stelling van VWL en Bimo dat Van der Linden de exclusiviteit heeft geschonden en zich niet heeft gehouden aan de offerteplicht. Zo is in een e-mailbericht van 14 juni 2011 van Van der Linden opgemerkt dat "opdrachten voor keukens, badkamers, speciale mutaties en PO" niet worden verstrekt aan VWL, dit in verband met "onduidelijkheden in de communicatie tot op heden en dan met name lopende garantiezaken en de wijze waarop de lopende (garantie)zaken worden afgehandeld". In e-mailberichten van 12 en 20 september 2011 van VWL aan Van der Linden wordt melding gemaakt van opdrachten die aan een derde - " [Z] " - zijn verstrekt betreffende respectievelijk een stortbak van een toilet die blijft doorlopen en doucheslang en een thermostaatkraan in de douche, derhalve kleine opdrachten.
- VWL en Bimo dienen een overzicht in het geding te brengen betreffende de omzet in de jaren 2009 tot en met 2011. In dat overzicht dienen zij een onderscheid te maken tussen opdrachten onder en opdrachten boven € 750,-. Per categorie dienen zij de factuurnummers te vermelden. Ook dienen zij betreffende deze jaren een gespecificeerd overzicht in het geding te brengen van de aanvragen van offertes en daarbij een onderscheid te maken tussen opdrachten die na het uitbrengen van de offerte wel en niet zijn verleend;
- Van der Linden kunnen op deze overzichten reageren. Daarnaast dient zij over de jaren 2009 tot en met 2011 aan te geven welke opdrachten aan onderhoud en herstel aan derden zijn verstrekt en ten aanzien van welke van die (aan derden verstrekte) opdrachten door VWL of Bimo een offerte is uitgebracht, wat het bedrag van die offerte was en welk bedrag de partij heeft geoffreerd aan wie de opdracht is verstrekt;
- VWL en Bimo mogen vervolgens weer op deze door Van der Linden vervaardigde overzichten reageren.
de grieven 1 en 2, die betrekking hebben op vordering a. Deze vordering is immers niet toewijsbaar. Het hof zal de verdere bespreking van
grief 3,waarmee VWL en Bimo onder meer opkomen tegen de afwijzing van vordering c, aanhouden.