Uitspraak
de Visveiling,
1.Stichting Combinatie van Vissorteerders,
De Stichting,
de Combinatie,
eiseres respectievelijk gevoegde partij aan de zijde van eiseres
de Stichting c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
de zaak met nummer 200.190.372/01is in eerste aanleg geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis in kort geding met nummer C/16/410269 / KL ZA 16-59 van 16 maart 2016 van de rechtbank Midden-Nederland, sector civiel recht, locatie Lelystad (de voorzieningenrechter).
de zaak met nummer 200.190.479/01is in eerste aanleg geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis in kort geding met nummer C/16/412010 / KL ZA 16-81 van 25 maart 2016 van de rechtbank Midden-Nederland, sector civiel recht, locatie Lelystad (de voorzieningenrechter).
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep (in de zaak met nummer 200.190.372/01 d.d. 12 april 2016, tevens houdende de grieven (met producties);
- de dagvaarding in hoger beroep (in de zaak met nummer 200.190.479/01 d.d. 12 april 2016, tevens houdende de grieven (met producties);
- de conclusie van eis in beide zaken;
- de rolvoeging;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel (met producties);
- de memorie van antwoord in incidenteel appel;
- het pleidooi, waarbij door de advocaten van beide partijen pleitnotities zijn overgelegd en akte is verleend van de door de Visveiling nog in het geding gebrachte producties.
3.Vaststaande feiten
Begripsbepalingen
1. Definities
“Ik heb overleg gevoerd met de notaris aangaande de stichting prioriteitsaandeel Visafslag Urk (…).
De conclusie van dit overleg is dat de zekerheden die de sorteerders in de stichting hebben ook via een schrijven van de NV Visafslag Urk kunnen worden vastgelegd. Een contract is niet mogelijk, omdat hiervoor twee partijen nodig zijn, hetgeen moeilijk ligt aan de zijde van de Combinatie Vissorteerders. Het voorstel is daarom van visafslagzijde eenzijdig een brief op te stellen waarin zekerheden met betrekking tot de Combinatie Vissorteerders worden vastgelegd. Ik verwijs hiervoor naar de conceptbrief in bijlage.”
In de bijgevoegde conceptbrief was het volgende vermeld:
“Middels dit schrijven zegt het bestuur en de directie van de NV Visafslag Urk de Combinatie Vissorteerders toe de artikelen 4 lid 9 en 7 lid 2 van het Centraal Visafslagreglement niet te zullen wijzigen zonder dat hierover overleg met betrokkenen heeft plaatsgevonden. Hierdoor kunnen betrokkenen invloed uitoefenen op wezenlijke aangelegenheden.”
Visafslagreglement”
- dat de stichting mede wordt bestuurd door een vertegenwoordiger van de Combinatie van Vissorteerders;
(…)
(…)”
“De Stichting heeft als doel:
a. het behartigen van de belangen van de Vissorteerders die schade lijden, schade dreigen te lijden en/of schade hebben geleden ten gevolge van het handelen of nalaten van de Visafslag hetgeen geleid heeft tot een Claim, danwel die door de Visafslag anderszins in hun belangen zijn aangetast;
b. het vertegenwoordigen van de belangen van de Vissorteerders in verband met (een) aan te gaan of aangegane Vaststellingsovereenkomst(en) waarvan de verbindendverklaring kan worden verzocht aan het Gerechtshof krachtens de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM);
c. het verkrijgen en verdelen van financiële compensatie voor (een gedeelte van) schade welke de Vissorteerders stellen te hebben geleden, een en ander met inachtneming van de Vaststellingsovereenkomst(en),
en al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daaraan dienstig kan zijn, een en ander in de ruimste zin van het woord.”
4.Procedure in eerste aanleg
de zaak met nummer 200.190.372/01heeft de Stichting de Visveiling in kort geding gedagvaard en – voor zover in hoger beroep nog van belang - gevorderd dat de Visveiling wordt veroordeeld zolang er tussen partijen geen arbitraal vonnis of in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke uitspraak is gewezen of vaststellingsovereenkomst is gesloten
b te gedogen dat sorteerders die een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan met Isla sorteerwerkzaamheden uitvoeren via de Combinatie tegen de voor 1 januari 2016 geldende tarieven zonder deze sorteerders te houden aan hun overeenkomst met Isla;
c. zich te onthouden van handelingen die erop zijn gericht sorteerders van de Combinatie te bewegen via Isla sorteerwerkzaamheden uit te voeren;
d. alle door de sorteerders van de Combinatie uit te voeren sorteerwerkzaamheden te vergoeden tegen de voor 1 januari 2016 geldende vergoedingen,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
de zaak met nummer 200.190.479/01hebben de Combinatie en de Stichting de Visveiling gedagvaard met de vordering alsnog een dwangsom te verbinden aan de in het vonnis van 16 maart 2016 uitgesproken veroordelingen.
5.Bespreking van de grieven in de zaak met nummer 200.190.372/01
Grief 1 in principaal appelkan dan ook onbesproken blijven en faalt bij gebrek aan belang. Aan de bespreking van de (ongenummerde) grieven in het voorwaardelijk incidenteel appel komt het hof niet toe, nu de voorwaarde niet in vervulling is gegaan.
25 februari 2016 uitgebracht, derhalve 10 dagen na de oprichting.
grief 3 in principaal appelkomt de Visveiling op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is van een contractuele relatie tussen de Visveiling en de (sorteerders van de) Combinatie en dat de Visveiling de in het kader van die relatie gemaakte afspraken en toezeggingen dient na te komen. Volgens de Visveiling bestaat slechts een contractuele relatie tussen de aanvoerders en de (sorteerders van de) Combinatie. Niet de Visveiling is opdrachtgever van de Combinatie, maar de aanvoerders zijn dat , aldus de Visveiling.
De aanvoerder is, zodra hij de vis aan de Visveiling aanbiedt, echter niet vrij in de keuze van de sorteerders. Hij is gehouden gebruik te maken van de door de Visafslag aangewezen sorteerders (artikel 4.9 respectievelijk artikel 5.9). Bij het tot stand komen van de relatie tussen aanvoerder en sorteerders is de Visafslag dan ook nauw betrokken: de Visafslag bepaalt met welke sorteerders de aanvoerder in zee mag gaan en zij maakt de sorteertarieven kenbaar.
“Ruim een jaar later (op 9 oktober 2003) heeft de Visveiling jegens de Combinatie verklaard dat zij garandeert en zich verbindt om niet over te gaan tot wijziging van “de artikelen 4 lid 9 en artikel 7 lid 2 van het Centraal Visafslag reglement, alsmede van het bepaalde onder 6 in de brief van de NV Visafslag Urk aan de deelnemers van de Combinatie van Vissorteerders d.d. 15 mei 2002.”en dat deze ‘garantie en verbintenis’ ook geldt voor het periodiek kenbaar maken van de tarievenbijlage voor zover dit een verlaging van de sorteergelden inhoudt. In dezelfde verklaring heeft de Visveiling zich verbonden om, als overleg tussen de Combinatie en de Visveiling over de genoemde punten niet tot overeenstemming leidt, een voorgestelde wijziging voor te leggen aan een arbitragecommissie die een voor alle partijen bindende uitspraak doet.”Tegen deze overweging van de voorzieningenrechter, waarin de reikwijdte van de toezegging tot niet-wijziging is vastgesteld en waarin is overwogen dat deze ook betrekking heeft op artikel 6 van de brief van 15 mei 2002, is in de memorie van grieven geen grief gericht. In hoger beroep dient er dan ook vanuit te worden gegaan dat de genoemde bepalingen uit voorheen het Reglement en nu de Algemene Voorwaarden en artikel 6 alleen kunnen worden gewijzigd na voorafgaand overleg met de Combinatie en dat wanneer dat overleg niet tot resultaat leidt, de wijziging dient te worden voorgelegd aan een arbitragecommissie.
nieuwe griefbuiten beschouwing zal laten.
6.Bespreking van de grief in de zaak met nummer 200.190.479 / 01
de griefkomt de Visveiling op tegen de beslissing van de voorzieningenrechter om alsnog een dwangsom te verbinden aan de door de voorzieningenrechter in het vonnis van 16 maart 2016 uitgesproken veroordeling.
tussen partijen wordt voortgezet.
7.Conclusies
8.De beslissingHet gerechtshof:in de zaak met nummer 200.190.372/01:vernietigt het vonnis van 16 maart 2016 voor zover na het eerste gedachtestreepje van 6.3 van dictum is vermeld "het sorteerwerk",en in zoverre opnieuw rechtdoende:vervangt voornoemde woorden door de woorden "de door de aanvoerders aangevoerde ongesorteerde vis";bekrachtigt het vonnis voor het overige;
in de zaak met nummer 200.190.372.479/01: