Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De nadere beoordeling van de grieven en de (incidentele) vordering
15 december 2015 en bouwt daarop voort.
–zo ja- (b) of die bepaling ook een relevant arbitragebeding inhoudt. In het tussenarrest (r.o. 7.14) is reeds overwogen dat hiervan op [geïntimeerde] de stelplicht en de bewijslast rust.
2.3 [geïntimeerde] heeft bij zijn akte na tussenarrest de volledige tekst (versies 2014 en 2015) van het RAR overgelegd en de volledige tekst (versies 2014, 2015 en 2016) van “Part XII Discipline and procedures” (de geschillenregeling, hierna aan te duiden als: Part XII) en geconcludeerd dat de teksten zijn stellingen ondersteunen. Hij heeft daarbij aangevoerd dat [appellant] het UCI examen Rider Agent met goed gevolg heeft afgelegd, dat hij daardoor op de UCI Riders Agent lijst is geplaatst en lid is van de UCI. Voorts heeft hij aangevoerd dat uit artikel 5 van het RAR blijkt dat [appellant] zich door het afleggen van het examen heeft onderworpen aan de UCI regelgeving, terwijl uit “Chapter III Disputes” van Part XII blijkt dat alle geschillen daaronder vallen.
Artikel 10 van het RAR, dat handelt over het gevolg van het met succes afleggen van het examen, bepaalt slechts het volgende:
The UCI issues a certificate when a candidate passes the examination. (…) The certificate authorises the succesful candidate to request a UCI RA licence from his/her National Federation under the conditions set out by these Regulations.”De geslaagde kandidaat krijgt dus een certificaat dat hem de mogelijkheid biedt om een UCI RA (hof: Rider Agent) licentie aan te vragen bij de eigen nationale bond, in dit geval (onweersproken) de KNWU. Dat een voor het examen geslaagde kandidaat daarmee ook lid is van de UCI vindt geen onderbouwing in de stellingen van partijen of de stukken. Dit ligt ook niet voor de hand nu de UCI een internationale vereniging van wielerbonden is. Hetzelfde geldt overigens ook voor een RA die wel in het bezit is van UCI licentie.
Nu [geïntimeerde] de stelling dat [appellant] lid is van de UCI verder niet heeft toegelicht kan dus niet van de juistheid van die stelling worden uitgegaan. Lidmaatschap van de UCI als grond voor gebondenheid van [appellant] aan haar statuten en reglementen dient derhalve te worden verworpen.
Any individual who wants to conduct the activities of an RA shall submit a written application to the UCI to take the examinaton. By making this request, the candidate undertakes to respect the statutes, regulations, directive and decisions of the UCI, the competent authorities and the National Federations”.
Gelezen in samenhang met de volledige tekst van het RAR kan daaraan echter niet de conclusie worden verbonden dat [appellant] reeds door het afleggen van het examen is gehouden tot naleving van de statuten en reglementen van de UCI. Uit de overige tekst van het RAR blijkt namelijk dat alleen een RA die in het bezit is van een UCI licentie daadwerkelijk bevoegd is om op te treden als RA. Onder het kopje “Rights and Obligations of Riders’Agents” (artikel 21 t/m 36 RAR) wordt namelijk uitsluitend gesproken over de rechten en verplichtingen van een “licensed RA” om als RA op te treden. Een (gediplomeerde) RA zonder licentie komen dus geen bevoegdheden ingevolge het RAR toe. Binnen die context bestaat in beginsel geen grond aan te nemen dat artikel 43 RAR behalve voor een RA met licentie ook geldt voor een (gediplomeerde) RA zonder licentie. Omstandigheden waaruit volgt dat dit wel is bedoeld zijn door [geïntimeerde] niet aangevoerd.
Ook de commissie gaat derhalve kennelijk uit van behandeling van het geschil door de Nederlandse rechter.
3.De slotsom
€ 704,-
€ 1.341,-- (1,5 punt x tarief II)