Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellanten],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
11 april 2012 en 10 oktober 2012 van de (toenmalige) rechtbank Groningen.
2.Het geding in hoger beroep
dat het het Gerechtshof te Leeuwarden moge behage bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen de vonnissen d.d. 11 april en 10 oktober 2012 (…) door de Rechtbank Groningen (…) tussen partijen gewezen en, opnieuw rechtdoende in de hoofdzaak, bij vonnis, de vorderingen van appellanten alsnog toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties.”
3.Vaststaande feiten
10 oktober 2012 de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht en ook overigens is niet van bezwaren gebleken. Het hof zal dan ook uitgaan van de door de rechtbank vastgestelde feiten die, aangevuld met wat verder over de feiten vaststaat, op het volgende neerkomen.
‘5.1. De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken (..)
1 november 2007 hebben [geïntimeerden] na de levering aan [appellanten] telefonisch laten weten dat er geen bouwvergunning is afgegeven.
11 december 2007. Geadviseerd werd de fundering van de bijkeuken te versterken. In
juli 2008 zijn door Klussenbedrijf [X] in opdracht van [geïntimeerden] naar aanleiding van het rapport van Woningkeur extra steunmaatregelen uitgevoerd onder de fundering van het kozijn in de bijkeuken.
“Conform telefonische afspraak zal de heer [X] na de bouwvak contact op nemen om de eventuele problemen op te lossen.”
“Vandaag gesproken met dhr. [X] .; hij zal het oplossen en neemt binnenkort contact op met uw client. Op het moment van schrijven ligt zijn schoonvader op sterven, ik hoop dat u begrijpt dat dit voor dhr. [X] even voorrang heeft.”
‘Kort na de eigendomoverdracht zijn cliënten geconfronteerd met een serieus gebrek (verzakking van de bijkeuken). Cliënten hebben dit probleem laten beoordelen door Woningkeur. Dit expertisebureau was van oordeel dat de fundering van de bijkeuken versterkt diende te worden om verdere verzakking en scheurvorming te voorkomen. Cliënten hebben vervolgens de verkopende partij van het gebrek in kennis gesteld en geconfronteerd met de bevindingen van Woningkeur. In opdracht van de verkopende partij heeft Klussenbedrijf [X] herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Eind 2009 hebben cliënten wederom te kampen gekregen met een aantal problemen. Ditmaal met betrekking tot de garage. De deur sluit niet goed en het hang- en sluitwerk is niet meer waterpas. Cliënten vrezen dat dit te maken heeft met het feit dat de garage (net als destijds ten aanzien van de bijkeuken is vastgesteld) tijdens de bouw niet, dan wel niet op deugdelijke wijze, is gefundeerd.(…)
€ 952,00 aan algemene kosten in verband met een constructieberekening, € 5.083,68 voor de kosten van herstel van de garage en € 5.450,20 voor de kosten van herstel van de bijkeuken.
4.Procedure in eerste aanleg
€ 8.850,-, de kosten van een nieuwe fundering van de garage op € 9.420,- en de kosten van het vervangen van een latei boven het kozijn van de achtergevel op € 5.330,- raamt.
5.Bespreking van de grieven
11 april 2012, zodat het appel tegen dat tussenvonnis ongegrond is.
de grieven 1 tot en met 8komen [appellanten] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de klachtplicht is geschonden. Het hof zal deze grieven, die met elkaar samenhangen en de vraag of sprake is van schending van de klachtplicht aan het hof voorleggen, tezamen bespreken. Het hof stelt bij de bespreking voorop dat [appellanten] (terecht|) niet opkomen tegen het beoordelingskader dat de rechtbank in rechtsoverwegingen
4.3.1 tot en met (de eerste alinea van) 4.3.7 heeft gegeven voor het beroep op de klachtplicht.
De termijn die de koper voor de nakoming van zijn onderzoeksplicht in acht mag nemen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het onderzoek waarbij een deskundige wordt ingeschakeld dient door de koper te worden ingesteld en uitgevoerd met de voortvarendheid die gelet op de omstandigheden van het geval in redelijkheid van hem kan worden gevergd. In dat verband zijn onder meer van belang de aard en waarneembaarheid van het gebrek, de wijze waarop dit aan het licht treedt en de deskundigheid van de koper
(vgl. Hoge Raad 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8991).
De vraag of de koper in geval van een niet-consumentenkoop, zoals hier, de verkoper tijdig in kennis heeft gesteld van een gebrek nadat hij dat gebrek heeft ontdekt of had behoren te ontdekken, dient te worden beantwoord onder afweging van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden, waaronder het antwoord op de vraag of de verkoper nadeel lijdt door het tijdsverloop totdat is geklaagd. Een vaste termijn kan daarbij niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt. In dit verband dient de rechter rekening te houden met enerzijds het voor de koper ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren – te weten verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming – en anderzijds de concrete belangen waarin de verkoper is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan. De tijd die is verstreken tussen het tijdstip dat bekendheid met het gebrek bestaat of redelijkerwijs diende te bestaan, en dat van het protest, vormt in die beoordeling weliswaar een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend (vgl. Hoge Raad 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593).
artikel 7:23 BW kunnen dragen, rusten in beginsel op de verkoper. Het ligt dan ook op zijn weg voldoende feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit kan volgen op welk moment de koper heeft ontdekt of bij een redelijkerwijs van hem te vergen onderzoek had behoren te ontdekken dat de verkochte zaak (en het herstel van die zaak) niet aan de overeenkomst beantwoordt, alsmede dat het tijdsverloop vanaf dat moment tot aan het moment waarop de schuldeiser heeft geklaagd, zo lang is geweest dat niet meer kan worden gesproken van een tijdige klacht. Indien koper in dat verband aanvoert dat verkoper geen nadeel heeft geleden door het tijdsverloop, rusten de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat wel sprake is van nadeel op de verkoper (vgl. Hoge Raad 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593).
Voor wat betreft de gebreken aan de fundering van de garage geldt dat [appellanten] in november 2009 gebreken hebben geconstateerd aan het hang- en sluitwerk van de garage die wezen op gebreken aan de fundering en dat zij [geïntimeerden] daarvan in mei 2010, een halfjaar later, (effectief) van in kennis hebben gesteld. Nadat een poging van partijen om er, door middel van de inschakeling van [X] , in onderling overleg uit te komen op niets was uitgelopen, hebben [appellanten] Compander ingeschakeld, waarna zij [geïntimeerden] binnen een week van de uitkomsten van het onderzoek van Compander in kennis hebben gesteld.
Met betrekking tot de fundering van de bijkeuken heeft de rechtbank overwogen dat [appellanten] na afronding van de herstelwerkzaamheden door [X] aan de fundering van de bijkeuken hadden behoren te onderzoeken of deze werkzaamheden op de juiste wijze hadden plaatsgevonden.
6.De beslissingHet gerechtshof:alvorens nader te beslissen:bepaalt dat partijen in persoon of vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking samen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. de Hek, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, om inlichtingen te geven als onder rechtsoverweging 5.22 vermeld en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
dinsdag30 augustus 2016, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;