ECLI:NL:GHARL:2016:6928

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
200.191.615/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van partneralimentatie in hoger beroep met betrekking tot Turkse en Nederlandse uitspraken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een alimentatiebeschikking. De man, verzoeker, had in eerste aanleg bij de rechtbank Noord-Nederland een alimentatieplicht opgelegd gekregen van € 569,- per maand aan de vrouw, verweerster. De man verzocht het hof om de tenuitvoerlegging van deze beschikking te schorsen, omdat er ook een Turkse uitspraak was waarin hij was veroordeeld tot het betalen van partneralimentatie van 500 Turkse lira per maand, wat overeenkomt met ongeveer € 155,64. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2016 werd duidelijk dat de vrouw de executie van de Nederlandse beschikking had opgeschort, maar dat zij de Turkse uitspraak wel wilde uitvoeren. Het hof overwoog dat de man belang had bij schorsing van de tenuitvoerlegging van de Nederlandse beschikking, omdat hij niet in staat was om beide alimentaties te betalen zonder in financiële problemen te komen. Het hof besloot dat het belang van de man bij schorsing van de tenuitvoerlegging van de Nederlandse beschikking zwaarder woog dan het belang van de vrouw bij de voortzetting van de tenuitvoerlegging. Het hof schorste de werking van de partneralimentatie voor zover deze het bedrag van € 413,36 per maand te boven ging, en wees het verzoek van de man tot schorsing deels toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.191.615/02
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C18/134885/FA RK 12-1429)
beschikking van 9 augustus 2016 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker,
verder te noemen:
de man,
advocaat: mr. J.S. Özsaran te Groningen,
en
[verweerster],
wonende te [B] (Turkije),
verweerster,
verder te noemen:
de vrouw,
advocaat: mr. T. Karasu te Apeldoorn.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 16 februari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking). Bij deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw per 1 januari 2015 een bedrag van € 569,- per maand aan de vrouw dient te voldoen, dat de man met betrekking tot de verschillende gouden sieraden van de vrouw een bedrag van € 27.759,86 aan de vrouw dient te voldoen, dat de man zo spoedig mogelijk de bruidsschat aan de vrouw dient af te geven dan wel te doen afgeven, dat de man in verband met de spaarpolis en de spaargelden een bedrag van € 11.750,- aan de vrouw dient te voldoen en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 12 mei 2016;
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Karasu van 14 juni 2016;
- een brief van mr. Özsaran van 29 juni 2016;
- een journaalbericht van mr. Özsaran van 5 juli 2016 met bijlagen.
2.2 De mondelinge behandeling heeft op 18 juli 2016 plaatsgevonden. De man is verschenen bijgestaan door zijn advocaat en namens de vrouw is mr. Fleuren, kantoorgenoot van mr. Karasu, verschenen.

3.De motivering van de beslissing

3. Aan de orde is het verzoek van de man tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Desgevraagd is ter zitting namens de vrouw verklaard dat zij de executie van de in de bestreden beschikking opgenomen verdeling heeft opgeschort dan wel zal opschorten. De man heeft verklaard dat hij erop vertrouwt dat de vrouw de beslissingen betreffende de verdeling niet ten uitvoer zal leggen, zodat zijn verzoek tot schorsing enkel (nog) de partneralimentatie betreft. De man verzoekt de schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de bestreden (Nederlandse) beschikking bepaalde partneralimentatie omdat ook de Turkse rechter bij uitspraak van 3 november 2015 de man heeft veroordeeld partneralimentatie te betalen.
3. Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking - zoals in casu - uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
3. Nu de rechter in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op zijn beslissing om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren stelt het hof het volgende voorop onder verwijzing naar HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688 en HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5012.
( i) De verzoeker moet belang hebben bij de door hem verzochte schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking.
(ii) Bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van de beslissing. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven.
(iii) Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing.
(iv) Indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de verzoeker die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn vordering ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij die beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
( v) Indien de rechtbank in eerste aanleg - zoals in casu - geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.
3. Op verzoek van de man van 3 juli 2012 is bij beschikking van rechtbank Noord-Nederland van 15 april 2014 tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Op 19 november 2012 heeft de vrouw in een tegenverzoek onder meer om vaststelling van een door de man te betalen partneralimentatie verzocht. Blijkens de stukken is later ook in Turkije verzocht om echtscheiding en om vaststelling van een partneralimentatie. Blijkens een proces-verbaal van de zitting van 3 november 2015 van de rechtbank in Malkara in Turkije heeft zij onder meer besloten de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en een partneralimentatie vastgesteld met ingang van 20 december 2013 waarbij elke maand 500 TL (het hof begrijpt: Turkse lira) bij de man wordt geïnd en aan de vrouw wordt voldaan. Partijen zijn het er over eens dat 500 TL thans € 155,64 bedraagt. Ter zitting van het hof is gebleken dat de vrouw ter uitvoering van de bestreden beschikking (in Nederland) loonbeslag heeft gelegd via de werkgever van de man, alsmede dat de vrouw aan de man inmiddels een bevel tot betaling van de in de uitspraak van de rechtbank in Malkara vastgestelde alimentatie heeft laten betekenen op het adres van zijn ouders in Turkije waar hij ook ingeschreven staat. Daaruit spreekt de intentie van de vrouw om zowel de bestreden beschikking als de Turkse uitspraak met betrekking tot de alimentatie ten uitvoer te leggen. Ter zitting heeft (de advocaat van) de vrouw deze gevolgtrekking niet kunnen weerleggen, terwijl de vrouw onweersproken eerder heeft toegezegd de Turkse uitspraak niet te executeren. Tussen partijen is niet in geschil dat het niet de bedoeling is dat de man zowel de partneralimentatie van € 569,- per maand als die van € 155,64 per maand betaalt.
3. De man heeft gesteld dat er bij tenuitvoerlegging van de Nederlandse beschikking naast de Turkse uitspraak een financiële noodtoestand bij hem ontstaat.
Het hof constateert dat de rechtbank heeft berekend dat de man na betaling van de kosten van de kinderen een draagkracht voor partneralimentatie heeft van € 569,- per maand, inclusief fiscaal voordeel. Voor zover de man stelt dat het bedrag van € 569,- per maand te hoog is, de behoefte van de vrouw onjuist is vastgesteld en zijn draagkracht onjuist is berekend, overweegt het hof dat bij de onder (ii) genoemde belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en de daaraan ten grondslag liggende oordelen; een inhoudelijke beoordeling van de onderhoudsverplichting van de man zal in de bodemprocedure plaatsvinden.
Wanneer echter de vrouw (daarnaast) in Turkije het bedrag van € 155,64 per maand van de man probeert te innen wordt daarmee de door de rechtbank vastgestelde draagkracht van de man overschreden en is zulks niet in overeenstemming met de bedoeling van partijen. Het hof ziet onder deze omstandigheden aanleiding het belang van de man bij tenuitvoerlegging van in totaal maximaal € 569,- per maand totdat op het hoger beroep is beslist, te laten prevaleren boven het belang van de vrouw bij (volledige voortzetting van) de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Het hof zal daarom het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking tot de grens van € 155,64 per maand toewijzen en dat bedrag in mindering brengen op het bedrag dat de man ingevolge de bestreden beschikking dient te betalen. Voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een verdere schorsing rechtvaardigen.
3. Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als na te melden.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de man tot schorsing van de werking van de partneralimentatie deels toe;
schorst de werking van de bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 16 februari 2016 aan de man opgelegde partneralimentatie voor zover deze het bedrag van € 413,36 per maand te boven gaat.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, G. Jonkman en J.G. Idsardi, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 9 augustus 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.