Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de akte uitlaten producties van [appellant] ,
- de antwoordakte van [geïntimeerde] (met producties),
- de akte uitlaten producties II van [appellant] .
2.De feiten
"Ik doe aangifte van mishandeling. (…) Op dinsdag, 22 januari 2013, bevond ik mij bij de woning van een kennis, die bij mij als [appellant] bekend staat. Ik had via een zogenaamd app-bericht met hem afgesproken. Ik zou bij hem langskomen en ik mocht in zijn tuin wachten, had hij gezegd. Ik heb op hem gewacht aan de voorzijde van de woning. Hier bevindt zich een soort voortuin. Het was ergens tussen 12:00 uur en 13:00 uur dat ik [appellant] , zijn vriendin [vriendin] en hun kindje [kindje] aan zag komen lopen. [kindje] is een meisje van een jaar oud en lag op dat moment in een kinderwagen. Zij liepen via de achterom naar de achtertuin om de woning in te gaan. Ik liep met hen mee.(…)Toen ik in de achtertuin stond zag ik ineens aan het gedrag en de gezichtsuitdrukking van [appellant] dat hij kwaad was. (…) Omdat ik zag dat [appellant] kwaad werd wilde ik weggaan. Wij stonden in de achtertuin en ik wilde naar de poort lopen. [vriendin] was al naar binnen gegaan en de baby stond nog in de kinderwagen in de tuin. Toen ik bij de poort kwam zag ik dat deze dichtgedaan was. Ik stond op dat moment met mijn rug naar [appellant] toe. Vanuit het niets kreeg ik een harde trap tegen mijn rug aan. Ik voelde een hevige pijn in mijn onderrug, richting de linkerkant van mijn lichaam. Ik heb niet gezien met welk been hij mij geraakt heeft. Door de trap raakte ik uit balans. Ik draaide me om en ik riep naar hem: "He, wat doe je nou? Waar ben je mee bezig?" Ik hoorde [appellant] zeggen: "Ga niet weg, we gaan praten". Ik vroeg hem : "Waar gaan we dan over praten?" (…) Ik zag dat [appellant] zijn rechterarm in de richting van mijn hoofd bracht. Ik zag dat hij zijn rechterhand gebald had tot een vuist. Voordat ik het in de gaten had raakte zijn vuist mij met kracht in mijn gezicht. Hij raakte mij precies in de streek rond mijn mond en mijn neus, aan de linkerzijde. Ik voelde een hevige pijn links van mijn neus. Ik voelde dat ik bloedde uit mijn mond dat er iets mis was met de brug, die ik in mijn bovengebit heb. Ik voelde allerlei kleine scherpe stukjes op mijn tong."
stond op ons te wachten bij de voordeur. Hij liep op ons af toen hij ons zag aankomen. Maar hij deed dat op agressieve wijze, waarna mijn vriend [appellant] zei we moeten even omlopen doe nou maar rustig. We waren met de kinderwagen dus daarom lopen we altijd via de achterkant. Er lag sneeuw en ijs in onze tuin. We hebben namelijk een afdakje waar het water vanaf loopt op de grond terecht komt en ijs vormt. Daar moet je voorzichtig lopen. Ik had de kinderwagen daar iets voor neergezet en me vriend [appellant] deed de deur open. Waarna ik naar binnen liep met boodschappen [geïntimeerde] kwam daarna heel hard langs de kinderwagen lopen en gleed door zijn agressieve gedrag uit. Waarna mijn vriend hem nog geholpen heeft. Wij konden ook niet zien dat die letsel opgelopen zou hebben door de val alleen dat die wat bloed had op zijn lip. (…) Hij zou problemen hebben aan zijn gebit door de val die hij heeft gemaakt in onze achtertuin. Wij hebben aangeboden het via de verzekering te willen regelen omdat wij dachten dat het ging om iets kleins. En aangezien het in ons huis was gebeurt wij daar voor verzekerd waren. Maar toen kwam hij met belachelijke dingen en verhalen dat wij iets hadden. Daar gaan wij niet mee akkoord we willen best helpen maar niet door middel van leugens en bedrog.(…)"
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
drie grievenopgeworpen. Met zijn
eerste griefbetwist [appellant] dat hij onrechtmatig jegens [geïntimeerde] heeft gehandeld terwijl zijn
tweede griefzich richt tegen de (omvang van de) schade. De
derde griefheeft betrekking op de door de kantonrechter uitsproken proceskostenveroordeling.
Onrechtmatige daad
heeft zich vooreerst beroepen op Whats-app gesprekken die in de periode van 22 tot en met 25 januari 2013 tussen hem en [appellant] hebben plaatsgevonden. [geïntimeerde] heeft daarbij met name gewezen op de volgende passages:
Op 22 januari 2013 om 15:42 uur:
" [geïntimeerde] : als ik koste krijg van me tand[appellant] : Wat is daar mee dan[appellant] : Zover ik zag zat het nog goed[geïntimeerde] : betaal jij et[geïntimeerde] : er zit een lijn in[appellant] : Wat is dat[appellant] : Hoe bedoel je[appellant] : Een lijn[appellant] : Stuur maar[geïntimeerde] : IMG-2013-0122-WA0001.jpg. (bestand bijgevoegd)[appellant] : En welke tand zie niks namelijk[geïntimeerde] : derde tand van links boven[appellant] : 3 van links[appellant] : Oke[geïntimeerde] : die is beschadigd[appellant] : Zag we'll. iets niet dramatisch ofzo maar ik ben goed verzekert daarvoor.[appellant] : Moeten we even wat afspreken bel morgen me verzekering moet je langs komen[appellant] : En samen even invullen"Op 23 januari 2013 om 08:51 uur:
" [geïntimeerde] : heb ook mijn verzekering gebelt[appellant] : o nou ben benieuwd zal me we'll. weer wat wezen[geïntimeerde] : ik vertel zo[geïntimeerde] : dat ik voor aparte offerte moest maken[geïntimeerde] : voor reparatie van brug[geïntimeerde] : jij heb ook gemeld aan je verzekering[geïntimeerde] : tog[appellant] : Yep[geïntimeerde] : ik zei[geïntimeerde] : dat we fietste[appellant] : Hun hebben aantekening van gemaakt.[appellant] : Alvast[geïntimeerde] : beter als jou daar mee akkoord gaan[geïntimeerde] : wordt et betaald jou verzekering"Op 23 januari 2013 om 15:39 uur:
" [appellant] : Anders kom je sate eten[geïntimeerde] : doet pijn aan binnen kant lip[appellant] : Ja weet mijn duim. is geknuist."
Ook het feit dat [appellant] aangeeft zijn duim gekneusd te hebben draagt niet bij aan het bewijs van de stellingen van [geïntimeerde] . Niets wijst er immers op dat de gekneusde duim zijn oorzaak vindt in een door [appellant] gepleegde mishandeling van [geïntimeerde] . Het hof acht het voorts op zijn minst opvallend dat, hoewel partijen uitvoerig en over allerhande onderwerpen met elkaar gecommuniceerd hebben, zij op geen moment expliciet over een mishandeling hebben gesproken terwijl deze, volgens de stellingen van [geïntimeerde] , even te voren zou hebben plaatsgevonden. De conclusie luidt dan ook dat de overgelegde Whats-app conversaties niet als onderbouwing van de juistheid van de stellingen van [geïntimeerde] kunnen dienen.
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van
dinsdag