ECLI:NL:GHARL:2016:7585

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
200.194.462
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving van een kind op school

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar kind naar een andere plaats en inschrijving op een basisschool. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Wouda-van Velzen, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2016 te vernietigen, waarin haar verzoek was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. van Laar, was tegen de verhuizing en stelde dat dit te ingrijpend zou zijn voor het kind, dat geworteld was in zijn huidige omgeving.

Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de ontbinding van het huwelijk van de ouders en de zorgregeling voor hun kind. De moeder heeft haar woning verkocht en een bod gedaan op een nieuwe woning in de omgeving van de gewenste verhuizing. Het hof heeft de belangen van het kind centraal gesteld en overwogen dat de verhuizing in het belang van het kind zou zijn, gezien de ondersteuning die de moeder van haar partner kan ontvangen en de mogelijkheid om een nieuw gezinsleven op te bouwen.

Na afweging van de belangen van beide ouders en het kind, heeft het hof geoordeeld dat de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuizing noodzakelijk is en dat de gevolgen voor het kind kunnen worden opgevangen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de moeder toestemming verleend om met het kind te verhuizen en hem in te schrijven op een nieuwe school. Tevens is een nieuwe zorgregeling vastgesteld die de contactmomenten tussen de vader en het kind uitbreidt. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.194.462
(zaaknummer rechtbank Gelderland 301537)
beschikking van 20 september 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Wouda-van Velzen te Arnhem
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. van Laar te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 23 juni 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 juni 2016;
- een journaalbericht van mr. Wouda-van Velzen van 19 juli 2016 met producties, ingekomen op 19 juli 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 26 juli 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [vertegenwoordiger van de raad] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is op 25 maart 2011 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 8 maart 2011 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van [kind] (verder te noemen [kind]), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats]. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [kind].
3.3
[kind] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder. De moeder en de vader zijn de volgende zorgregeling overeengekomen: [kind] gaat op maandag na school naar de vader toe en slaapt daar, op dinsdag brengt de vader [kind] naar school, na school gaat [kind] naar de moeder. Op donderdag gaat [kind] na school naar de vader en slaapt daar, op vrijdag brengt de vader [kind] naar school, na school gaat [kind] naar de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in hoger beroep nog in geschil de verhuizing van de verzorgende ouder, de moeder, naar (de omgeving van) [plaats], inschrijving van [kind] op een basisschool en eventuele kinderopvang in (de buurt van) [plaats] en wijziging van de overeengekomen contactregeling tussen de vader en [kind].
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de verzoeken van de vrouw afgewezen.
4.2
De moeder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank van 23 juni 2016. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, vervangende toestemming te verlenen aan de moeder om met [kind] te verhuizen naar (de omgeving van) [plaats], vervangende toestemming te verlenen aan de moeder om [kind] in te schrijven op een basisschool, en eventuele kinderopvang, die naar het oordeel van de moeder het meest geschikt is en de tussen de ouders overeengekomen contactregeling als volgt te wijzigen: [kind] verblijft op maandag bij de vader, waarbij de vader [kind] ophaalt uit school in [plaats] en de vrouw [kind] om 19.30 weer ophaalt bij de man in [woonplaats], dan wel een zodanige contactregeling vast te stellen als het gerechtshof geraden acht.
4.3
Het hof zal de grieven in hoger beroep gezamenlijk beoordelen.
4.4
Nadat de bestreden beschikking was gegeven zijn de omstandigheden gewijzigd. De moeder heeft haar woning in [woonplaats] verkocht en heeft met haar partner een bod gedaan op een woning in [plaats].

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ten aanzien van de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder naar (de omgeving van) [plaats] en inschrijving van [kind] op een school en kinderdagverblijf in (de omgeving van) [plaats] overweegt het hof het volgende.
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.3
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind en de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.4
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.5
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.6
De moeder stelt dat verhuizing naar [plaats] in het belang is van [kind] en dat zij er recht op en belang bij heeft om met haar partner naar [plaats] te verhuizen en samen een nieuw leven op te bouwen en een gezin te stichten. De moeder ontvangt geen financiële bijdrage voor [kind] en moet nu veel uren werken. De partner van de moeder, die werkzaam is in [plaats], kan haar ondersteunen, zowel financieel als bij de zorg voor [kind], en de moeder zal mede daardoor en door de mogelijkheid om thuis te werken meer tijd met [kind] kunnen doorbrengen als zij verhuisd is. De moeder stelt dat verhuizing naar [plaats] rust en stabiliteit in het leven van [kind] zal brengen. Op een nieuwe school zal net als op de huidige school een zorgteam aanwezig zijn die de taken van het huidige zorgteam kan overnemen. Omdat [kind] groep 3 zal moeten over doen zou hij toch al in een nieuwe klas komen net zoals bij een verhuizing het geval is. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard dat zij haar woning in [woonplaats] inmiddels verkocht heeft en dat zij en haar partner een bod hebben gedaan op een woning in [plaats].
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de strijd tussen de ouders een groot probleem is en dat communicatie tussen hen niet mogelijk blijkt. Daarom heeft zij zich aangemeld bij Lindenhout voor het traject “Ouderschap blijft”.
5.7
De vader stelt dat verhuizing van de moeder met [kind] naar [plaats] te ingrijpend is voor [kind] omdat [kind] geworteld is in [woonplaats], daar op school zit en zijn vriendjes heeft. Als hij moet verhuizen, wordt hij uit zijn vertrouwde omgeving gehaald. Bovendien bestaat er volgens de vader geen noodzaak voor de moeder om naar [plaats] te verhuizen, anders dan de door de moeder zelf gecreëerde noodzaak door de verkoop van haar huis en de koop van een nieuw huis in [plaats]. De vader stelt dat een verhuizing van de moeder naar [plaats] de onderlinge communicatie tussen hen verder zal verslechteren en daarmee de uitvoering, frequentie en continuïteit van het contact tussen [kind] en de vader zal verslechteren. De omgang tussen de vader en [kind] zal ernstig worden belemmerd door de verhuizing.
Bij de mondelinge behandeling van het hof heeft de vader toegezegd zich te zullen aanmelden bij Lindenhout voor het traject “Ouderschap blijft”.
5.8
De raad heeft ter mondelinge behandeling positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te krijgen voor verhuizing naar [plaats] en inschrijving van [kind] op een basisschool in [plaats]. Verhuizing levert geen strijd op met de belangen van [kind]. Er zijn geen werkelijke argumenten tegen verhuizing van de moeder en [kind]. Op iedere school is een zorgteam aanwezig dat [kind] kan bijstaan en gelet op de doublure van [kind] is starten op een nieuwe school ook geen probleem, omdat hij immers toch al naar een andere klas zou gaan. Tussen de ouders is sprake van strijd en een slecht lopende oudercommunicatie. Hier moet naar de mening van de raad iets aan gebeuren en de raad geeft de ouders dan ook het dringende advies om hier in het belang van [kind] aan te werken. Een omgangsregeling zoals door de ouders ter zitting is afgesproken komt na verhuizing het meest tegemoet aan de rust en regelmaat voor [kind].
5.9
Het hof komt, alle voornoemde belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van [kind] centraal staat, maar niet doorslaggevend is, tot de conclusie dat het belang van de vrouw om met [kind] naar [plaats] te verhuizen, en hem aldaar op een school in te schrijven zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een afwijzing van het verzoek van de vrouw. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Het hof is van oordeel dat de moeder de noodzaak om te verhuizen, mede gelet op de mate waarin de verhuizing doordacht en voorbereid is, voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de moeder meer dan twee en een half jaar een relatie heeft met haar partner die woonachtig is en vaste werkzaamheden heeft in [plaats]. De partner is in staat om de moeder zowel financieel als in haar zorgtaken voor en de opvang van [kind] te ondersteunen. Daarnaast heeft de moeder haar huis in [woonplaats] verkocht en samen met haar partner een bod gedaan op een huis in [plaats].
Ter mondelinge behandeling zijn de vader en de moeder een nieuwe omgangsregeling overeengekomen die een uitbreiding van de contactmomenten van de vader met [kind] tot gevolg heeft. Nu de moeder bereid is om de vader voldoende ruimte te bieden om op adequate wijze invulling te geven aan zijn ouderrol , waarbij bovendien van belang is dat de te overbruggen afstand van [woonplaats] naar [plaats] niet heel groot is, zal verhuizen naar het oordeel van het hof geen negatieve gevolgen behoeven te hebben voor de (kwaliteit van) de contacten tussen de vader en [kind]. Het hof is van oordeel dat met de uitgebreidere omgangsregeling de gevolgen van de verhuizing voor de vader en [kind] worden gecompenseerd, dat de rechten van de vader en [kind] op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving worden gewaarborgd, dat de frequentie van het contact tussen [kind] en de vader voor en na de verhuizing niet nadelig wordt beïnvloed door de verhuizing en door de nieuwe overeengekomen contactregeling zelfs wordt uitgebreid.
Het hof is voorts van oordeel dat [kind], gelet op zijn nog jonge leeftijd en gelet op het feit dat hij ten gevolge van een doublure het komende schooljaar in een nieuwe klas moet beginnen, niet zodanig geworteld is in [woonplaats] dat een verhuizing van de moeder zo nadelige gevolgen voor hem heeft dat de belangen van de moeder om haar leven in [plaats] op te bouwen hiervoor moeten wijken.
5.1
Ter zitting is het hof gebleken dat er nauwelijks communicatie plaatsvindt tussen de ouders en dat er sprake is van een voortdurende strijd tussen hen. Het hof acht dit in het geheel niet in het belang van [kind]. De moeder heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat zij zich heeft aangemeld bij Lindenhout en ook de vader heeft ter mondelinge behandeling toegezegd dat hij zich zal aanmelden bij Lindenhout. Deelname aan een traject als “Ouderschap blijft” of een andere vorm van ouderschapsbemiddeling zal de onderlinge communicatie en het overleg tussen ouders en daarmee [kind] ten goede komen.
5.11
Ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken hebben de ouders ter mondelinge behandeling van het hof als volgt overeenstemming bereikt:
[kind] zal om het weekend bij de vader verblijven, waarbij de moeder [kind] op vrijdag na het avondeten naar vader brengt, zodat [kind] om 19.00 uur bij de vader is, en de moeder [kind] op zondag om 18.00 uur na het avondeten weer ophaalt. De vader haalt [kind] op maandag uit school op om 14.45 uur en de moeder haalt [kind] op maandag om 19.00 uur na het avondeten op bij de vader. Indien er geen school is op maandag in verband met een studiedag of feestdag blijft [kind] bij de vader, indien [kind] dat weekend bij de vader is en zal de moeder [kind] naar de vader brengen als [kind] dat weekend bij de moeder verblijft.
Ten aanzien van de extra kosten van de omgang na de verhuizing acht het hof nog van belang dat in de door partijen overeengekomen omgangsregeling de moeder [kind] altijd brengt naar de vader en ophaalt bij de vader, zodat de extra kosten voor de vader voor het op maandag uit school ophalen van [kind] in [plaats] naar het oordeel van het hof beperkt zijn.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt. Het hof heeft de na te melden beslissingen aan het einde van de mondelinge behandeling op 26 juli 2016 reeds mondeling aan partijen medegedeeld, en daarbij aangetekend dat de motivering in deze beschikking zal volgen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 23 juni 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de moeder om aan haar ex artikel 1:253a BW vervangende toestemming te verlenen om per 15 augustus 2016 met [kind] naar (de omgeving van) [plaats] te verhuizen en [kind] in te schrijven op een school en eventueel kinderopvang in (de omgeving van) [plaats], toe;
verstaat dat de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader aldus worden verdeeld dat [kind] om het weekend bij de vader zal verblijven, waarbij de moeder [kind] op vrijdag na het avondeten naar de vader brengt, zodat [kind] om 19.00 uur bij de vader is, en de moeder [kind] op zondag om 18.00 uur na het avondeten weer ophaalt. De vader haalt [kind] op maandag uit school op om 14.45 uur en de moeder haalt [kind] op maandag om 19.00 uur na het avondeten op bij de vader. Indien er geen school is op maandag in verband met een studiedag of feestdag blijft [kind] bij de vader indien [kind] dat weekend bij de vader is en zal de moeder [kind] op maandagmorgen naar de vader brengen als [kind] dat weekend bij de moeder verblijft;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Stolwerk, R. Feunekes en G.J. Rijken, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is, bij afwezigheid van de voorzitter getekend door R. Feunekes, en op 20 september 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.