ECLI:NL:GHARL:2016:8193

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
200.190.474
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatie- en consultatieplicht en dwangsom in omgangsregeling tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland. De vader verzoekt om statusvoorlichting en een omgangsregeling met zijn kinderen, [kind1] en [kind2], die hij niet kent. De moeder, die het gezag over de kinderen uitoefent, heeft bezwaren tegen het informeren van de kinderen over hun biologische vader. Het hof verwijst naar eerdere uitspraken en benadrukt het belang van statusvoorlichting voor de ontwikkeling van de kinderen. De vader heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen de afwijzing van zijn verzoek om statusvoorlichting en een omgangsregeling. Het hof oordeelt dat de moeder de kinderen uiterlijk 1 maart 2017 statusvoorlichting moet geven en dat zij de vader moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. Tevens wordt een dwangsom opgelegd aan de moeder voor het geval zij in gebreke blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.190.474
(zaaknummer rechtbank Gelderland 272230)
beschikking van 13 oktober 2016
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [plaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.J.M. van Ophuizen te [plaats2] , gemeente [gemeente1] ,
en
[verweerster] ,
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.G.A. van Hoogstraten te [plaats3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 februari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 april 2016;
- het verweerschrift, ingekomen op 13 juni 2016;
- een journaalbericht van mr. Van Ophuizen van 14 juni 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 september 2016 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.M.S. van Oversteeg, kantoorgenoot van
mr. Van Ophuizen. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [persoon1] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn geboren:
- [kind1] (hierna: [kind1] ),
geboren op [geboortedatum1] te [plaats4] , en
- [kind2] (hierna: [kind2] ),
geboren op [geboortedatum2] te [plaats5] ,
over wie de moeder van rechtswege alleen het gezag uitoefent.
3.2
Bij beschikking van 25 maart 2015 heeft de rechtbank vervangende toestemming verleend tot erkenning door de vader van [kind1] en [kind2] . Bij beschikking van dit hof van 10 december 2015 is de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
3.3
Bij beschikking van 30 juli 2015 heeft de rechtbank Gelderland verzocht om een raadsonderzoek alvorens een beslissing te nemen over de ontvankelijkheid van het verzoek van de biologische vader tot vaststelling van een omgangsregeling en over de inhoudelijke beoordeling daarvan.
3.4
Op 19 oktober 2015 heeft de raad zijn rapport uitgebracht.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 4 februari 2016 heeft de rechtbank een informatie- en consultatieplicht met betrekking tot [kind1] en [kind2] (hierna ook: de kinderen) opgelegd en het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de statusvoorlichting en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [kind1] en [kind2] .
De rechtbank heeft in de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking onder meer het volgende vastgesteld:
1. als informatieplicht met betrekking tot [kind1] en [kind2] :
- dat de moeder de vader eenmaal per halfjaar, voor het eerst uiterlijk op 1 maart 2016, schriftelijk bericht aangaande de algemene ontwikkeling van kinderen en eventuele medische problemen, alsmede expliciet verslag doet van de schoolprestaties, vrije tijdsbesteding en hun sociale gedrag;
- dat de moeder de vader onmiddellijk informeert indien daar op medisch gebied
noodzaak toe is;
- dat de moeder de vader eenmaal per halfjaar, voor het eerst uiterlijk op 1 maart 2016, een recente goedgelijkende foto toestuurt van de kinderen;
en
2. als consultatieplicht met betrekking tot [kind1] en [kind2] :
- dat de moeder de vader raadpleegt over alle gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de kinderen, zoals schoolkeuzes, medische behandelingen, hulpverlening en dergelijke, voor het eerst uiterlijk op 1 maart 2016.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
4 februari 2016 te wijzigen voor zoveel de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad en:
- in aanvulling op de gegeven beschikking van 4 februari 2016 te bepalen dat de moeder per 1 maart 2016 in gebreke is met de nakoming van de informatie- en consultatieplicht en indien de moeder binnen 15 dagen na de te geven beschikking dan wel een termijn in goede justitie te bepalen nog immer in gebreke blijft hieraan te voldoen, de moeder een opeisbare dwangsom verbeurt aan vader ten bedrage van € 1.000,- per overtreding en € 250,- per dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 15.000,-;
- te bepalen dat statusvoorlichting dient plaats te vinden en afgerond is binnen 15 dagen na de te geven beschikking dan wel een termijn in goede justitie te bepalen en te bepalen dat indien de moeder in gebreke blijft om de statusvoorlichting na te komen zij onmiddellijk een opeisbare dwangsom verbeurt aan de vader ten bedrage van € 1.000,- per overtreding en
€ 250,- per dag dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 15.000,-;
- te bepalen dat binnen één maand na de statusvoorlichting dan wel een periode in goede justitie te bepalen het eerste contact in het kader van contactherstel dient plaats te vinden tussen de vader en [kind1] en [kind2] en dat indien de moeder in gebreke blijft hieraan haar medewerking te verlenen zij onmiddellijk een opeisbare dwangsom verbeurt aan de vader ten bedrage van € 1.000,- per overtreding en € 250,- per dag dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 15.000,-;
- te bepalen dat de frequentie van het contactherstel aanvankelijk één uur in de week zal zijn en aansluitend er wekelijks een opbouw van één extra uur plaatsvindt, inhoudende dat het contact de tweede week twee achtereenvolgende uren zal zijn alsmede dat de omgangsregeling zoals ter terechtzitting in eerste aanleg is verzocht vanaf twee maanden na het eerste contactherstel zal aanvangen dan wel binnen een termijn in goede justitie te bepalen, inhoudende dat [kind1] en [kind2] één weekend per veertien dagen van zaterdagochtend 9.00 uur tot zondagavond 17.00 uur bij de vader verblijven en de moeder [kind1] en [kind2] op zaterdagochtend naar de vader brengt en de vader [kind1] en [kind2] op zondagavond om 17.00 uur naar de moeder brengt, bij gebreke waarvan de moeder onmiddellijk een opeisbare dwangsom verbeurt aan vader ten bedrage van € 1.000,- per overtreding en € 250,- per dag dat de overtreding voortduurt met een maximum
van € 15.000,-.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Statusvoorlichting
5.1
Ingevolge artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hebben het kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat recht op omgang met elkaar. Bij gebreke van zodanige betrekking vloeit hetzelfde voort uit het eveneens in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op private life (zie onder meer EHRM 21 december 2010, 20578/07, NJ 2011/508). Uit het recht op private life, in het bijzonder het recht op persoonlijke identiteit, vloeit eveneens voort dat een kind het recht heeft te weten van wie het afstamt (EHRM 20 december 2007, 23890/02, ECLI:NL:XX:2007:BC5545). Dat recht is tevens gewaarborgd in de artikelen 7 en 8 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
Artikel 1:247 lid 1 BW bepaalt dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder omvat zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het minderjarig kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid (lid 2). Tot de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk welzijn en de persoonlijke ontwikkeling van het kind behoort het geven van informatie over zijn afstamming (‘statusvoorlichting’). Het is daarom aan de ouder die het gezag uitoefent om het kind die informatie te geven. In beginsel is het aan deze ouder voorbehouden het daartoe geschikte moment te bepalen. Daarbij dient evenwel het belang van het kind voorop te staan. Ouderlijk gezag is immers weliswaar een aan de ouders toekomend ‘recht’, maar dit recht is gegeven in het belang van het kind en kan daarom niet los worden gezien van de verplichting dat belang te dienen (HR 25 september 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2714, NJ 1999/379).
5.2
In de stukken en ter mondelinge behandeling heeft de vader verzocht dat de moeder de kinderen statusvoorlichting geeft. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek heeft afgewezen ook al is vanuit het ontwikkelingsperspectief van de kinderen statusvoorlichting gewenst. De vader heeft aangevoerd dat het, mede gelet op hun leeftijd, van belang is dat de kinderen op korte termijn worden geïnformeerd. De vader heeft verklaard dat hij het beste met de kinderen voor heeft. De afgelopen jaren heeft hij geen contact met hen gehad, maar heeft hij aan zichzelf gewerkt. Hij is thans twee jaren clean en wil graag contact met zijn kinderen.
5.3
De moeder heeft aangevoerd dat er contra-indicaties zijn om de kwetsbare kinderen nu voor te lichten. De moeder wil misschien de kinderen als zij volwassen zijn voorlichten en daarbij dan ook vertellen over de problematische relatie van de ouders en hoe zij de vader ziet. Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is besproken blijkt dat de moeder vanwege het belaste verleden en de verslaving van de vader geen enkel vertrouwen in de vader heeft. Ook roept contact met en over de vader veel spanningen op bij haar, hetgeen niet in het belang van de kinderen is.
5.4
Ter mondelinge behandeling heeft de raad verklaard dat statusvoorlichting in het belang van de kinderen is. Niet ter discussie staat dat de ouders een moeilijk verleden hebben met elkaar, maar de kinderen moeten niet opgroeien met een leugen over wie hun vader is.
De kinderen hebben het recht om te weten in welke werkelijkheid zij opgroeien en het is het beste om de kinderen zo vroeg mogelijk daarover in te lichten. Met ondersteuning en begeleiding kan statusvoorlichting plaatsvinden.
5.5
Het hof overweegt als volgt.
Uit het raadsrapport van 19 oktober 2015 blijkt dat [kind2] en [kind1] kwetsbare kinderen zijn. Zij hebben beiden duidelijkheid, structuur en stabiliteit nodig. [kind1] heeft in zijn eerste zeven levensjaren meerdere ingrijpende en voor hem zeer verwarrende wisselingen van vaderfiguren gekend; zijn biologische vader verdween uit beeld, een andere (ex-)partner van de moeder overleed en een nieuwe partner van de moeder is in een stiefvaderrol in zijn leven gekomen. Daarnaast is de moeder kort geleden bevallen van een tweeling van haar huidige partner. Ook al is [kind1] dol op deze kinderen, het is voor hem de zoveelste ingrijpende verandering in de gezinssamenstelling. [kind1] heeft geen reëel vaderbeeld en geen besef meer van zijn biologische vader. [kind2] heeft geen weet wie haar biologische vader is en zij groeit op met het idee dat de huidige partner van de moeder haar vader is.
De moeder kampt met borderline problematiek en is in haar eigen jeugd belast geweest met ingrijpende levensgebeurtenissen. Ook haar relatie met de vader, de biologische vader van [kind1] en [kind2] , heeft sterk in haar leven ingegrepen in de vorm van verschillende vormen van huiselijk geweld. De moeder is in staat gebleken hulp te zoeken voor haar eigen problematiek en die van de kinderen, therapie te ondergaan en opvoedingsondersteuning te benutten. Zij weet met haar huidige partner aan [kind1] en [kind2] een stabiele opvoedingsomgeving te bieden, ook al hebben zij hun handen vol aan twee kinderen die ieder op hun eigen wijze kampen met gedragsproblematiek.
5.6
Uit het in artikel 8 EVRM gewaarborgd recht op privéleven en meer in het bijzonder het recht op persoonlijke identiteit, vloeit voort dat een kind recht heeft te weten van wie het afstamt. Afstammingsvoorlichting geeft het kind informatie over zijn genetische afstamming. Statusvoorlichting strekt ertoe een eventueel onjuist beeld bij het kind omtrent zijn afstemming te corrigeren. In dit geval beschouwen [kind1] en [kind2] ieder een andere man als hun vader. Het hof is met de raad van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij worden geïnformeerd over wie hun biologische vader is teneinde een ontwikkelingsbedreiging te voorkomen. Anders dan de moeder aanvoert, hoeven de kinderen niet geïnformeerd te worden over het verleden en de conflicten tussen de ouders maar gaat het puur om statusvoorlichting. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de moeder samen met hulpverlening zal kijken hoe de statusvoorlichting aan de kinderen het beste kan worden vormgegeven. Het hof zal daarom de moeder enige tijd geven om de statusvoorlichting voor te bereiden en zal bepalen dat de statusvoorlichting uiterlijk 1 maart 2017 dient plaats te vinden. In zoverre slaagt de grief van de vader. Nu niet eerder is bepaald dat statusvoorlichting door de moeder dient plaats te vinden, zal het hof haar eerst in de gelegenheid stellen daaraan te voldoen. Voor zover het verzoek van de vader ziet op het bepalen van dwangsom wijst het hof daarom dat verzoek af.
contactherstel en omgang
5.7
Het hof acht het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [kind1] en [kind2] in het onderhavige geval in strijd met de zwaarwegende belangen van [kind1] en [kind2] . Gebleken is dat [kind1] en [kind2] niet weten wie hun vader is. Voor [kind1] en [kind2] is het dan ook allereerst van belang dat zij hierover door hun moeder worden ingelicht. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder niet van plan is [kind1] en [kind2] uit zichzelf hierover in te lichten. Hoewel het hof begrip heeft voor de angsten van de moeder, acht het hof haar houding op dit punt zorgelijk, nu statusvoorlichting essentieel is voor een goede identiteitsontwikkeling. Van de moeder wordt daarom verwacht dat zij spoedig hulp inschakelt waardoor zij in staat zal zijn [kind1] en [kind2] binnen afzienbare termijn statusvoorlichting te geven, zoals hierover onder 5.6 is overwogen. Naar het oordeel van het hof dient de moeder voorlopig de ruimte te worden gegeven om statusvoorlichting op gang te brengen om de vader een plek in het leven van [kind1] en [kind2] te geven, voordat eventueel tot een (opbouw van een) omgangsregeling kan worden gekomen.
Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling op dit moment dient te worden afgewezen
aanvullend verzoek
5.8
De vader heeft, gelet op het niet nakomen van de bestreden beschikking door de moeder, een aanvullend verzoek gedaan en verzocht een dwangsom te verbinden aan het niet-nakomen van de informatie- en consultatieplicht. De moeder heeft om haar moverende redenen geen hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 4 februari 2016, zodat de informatie-en consultatieplicht niet in geschil is in hoger beroep. De moeder heeft in hoger beroep geen verweer gevoerd tegen het aanvullend verzoek en de hoogte van de dwangsom. De moeder is de bestreden beschikking niet nagekomen en zij heeft ter mondelinge behandeling verklaard dit ook niet te gaan doen.
Het hof is er niet van overtuigd dat de moeder, zonder de stimulans van een dwangsom, zal voldoen aan haar plicht de vader te informeren en consulteren. Het hof zal daarom een dwangsom koppelen aan de nakoming van de (toekomstige) informatie- en consultatieplicht.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Het hof zal de bestreden beschikking voor de leesbaarheid volledig vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 4 februari 2016, en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de moeder onder begeleiding van hulpverlening vóór
1 maart 2017[kind1] en [kind2] statusvoorlichting dient te geven;
stelt vast als informatieplicht met betrekking tot [kind1] en [kind2]
- dat de moeder de vader eenmaal per halfjaar, voor het eerst uiterlijk 1 maart 2017, schriftelijk bericht aangaande de algemene ontwikkeling van [kind1] en [kind2] en eventuele medische problemen, alsmede expliciet verslag doet van de schoolprestaties, vrije tijdsbesteding en hun sociale gedrag;
- dat de moeder de vader onmiddellijk informeert indien daartoe op medisch gebied
noodzaak is;
- dat de moeder de vader eenmaal per halfjaar, voor het eerst uiterlijk 1 maart 2017, een recente goedgelijkende foto toestuurt van [kind1] en [kind2]
en
bepaalt dat indien de moeder in gebreke blijft hieraan te voldoen zij een opeisbare dwangsom verbeurt aan de vader ten bedrage van € 1.000,- per overtreding en € 250,- per dag dat de
overtreding voortduurt met een maximum van € 15.000,-;
stelt vast als consultatieplicht met betrekking tot [kind1] en [kind2] :
- dat de moeder de vader raadpleegt over alle gewichtige aangelegenheden
met betrekking tot de persoon en het vermogen van [kind1] en [kind2] , zoals schoolkeuzes, medische behandelingen, hulpverlening en dergelijke, voor
het eerst uiterlijk op 1 maart 2017
en
bepaalt dat indien de moeder in gebreke blijft hieraan te voldoen zij een opeisbare dwangsom verbeurt aan de vader ten bedrage van € 1.000,- per overtreding en € 250,- per dag dat de
overtreding voortduurt met een maximum van € 15.000,-;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, K.J. Haarhuis en
M.J. Stolwerk, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op
13 oktober 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.