In deze zaak gaat het om de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [verzoeker], die sinds 19 juni 2014 onder toezicht staat. De kinderrechter had eerder een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend, die op 19 juni 2016 zou aflopen. De gecertificeerde instelling (GI) heeft op 4 mei 2016 een verzoek ingediend tot verlenging van zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging gesloten jeugdhulp. De bestreden beschikking van de kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 juni 2017 en de machtiging gesloten jeugdhulp tot 19 december 2016.
[verzoeker] heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, stellende dat de zorgen over hem niet zo ernstig zijn dat een plaatsing in gesloten jeugdzorg noodzakelijk is. Hij heeft aangegeven dat hij positieve ontwikkelingen doormaakt en dat hij in staat is om meer vrijheid aan te kunnen. De GI heeft echter betoogd dat, ondanks de positieve ontwikkeling, de verlenging van de machtiging noodzakelijk is vanwege eerdere terugvallen en het feit dat er nog geen geschikte plek voor hem is in een open setting.
Het hof heeft de argumenten van [verzoeker] overwogen, maar geconcludeerd dat de ernst van de problematiek en de noodzaak van jeugdhulp zwaarder wegen. De GI heeft bevestigd dat er nog steeds zorgen zijn over [verzoeker] en dat de risico's van terugval in ongewenst gedrag aanwezig zijn. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd, met de overweging dat [verzoeker] eerst moet laten zien dat zijn positieve ontwikkeling duurzaam is voordat de maatregel kan worden beëindigd of bekort.