Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De grieven
4.De vaststaande feiten
“artikel 4.
“1. Aan de door het bestuur amateurvoetbal uitgeschreven of goedgekeurde wedstrijden kan slechts worden deelgenomen door de speler, die:a. lid is van de KNVB;b. door de KNVB als speelgerechtigd lid van de vereniging waarvoor hij aan wedstrijd wenst deel te nemen is geregistreerd; (…)d. niet is geschorst als lid van de KNVB of is uitgesloten van het deelnemen aan door het bestuur amateurvoetbal uitgeschreven of goedgekeurde wedstrijden. (…)”.
Naam betrokkene (…) [appellant] , A. (…) Collectieve vechtpartij na afloop van de wedstrijd. Betreffende speler was deelnemer van de vechtpartij Van betreffende speler is gezien dat hij minimaal 1 maal raak sloeg naar een tegenstander.’
Het bij gelegenheid van de wedstrijd [voetbalclub] - [woonplaats] (…) na afloop van de wedstrijd onbehoorlijk gedragen door meerdere spelers, althans tenminste één speler van [voetbalclub] meerdere keren te hebben geslagen, althans tenminste één keer te hebben geslagen’. Onder het kopje ‘strafmotivering’ overweegt de Tuchtcommissie dat er naar haar oordeel ‘
sprake(is geweest)
van buitensporig fysiek geweld buiten een spelsituatie en waarbij geen sprake is van strijd om de bal, waardoor deze overtreding wordt aangemerkt als een individuele excessieve overtreding’.
Hij ( [appellant] ) begon te duwen en te trekken aan de spelers (…). Ik zag dat [appellant] vervolgens opstond en hem een klap raak gaf in zijn gezicht. (…)’Volgens het verslag van het mondelinge onderzoek van de Tuchtcommissie heeft de scheidsrechter onder meer het volgende verklaard: ‘
Vervolgens tracht speler [appellant] , speler [speler 3] (…) te slaan, dit is een rake klap. Speler [speler 3] krijgt deze klap in het gezicht. Ook raakt speler [appellant] de speler in het [voetbalclub] -trainingspak.’
“Het bestuur van de [geïntimeerde] heeft besloten u voor te dragen voor royement op grond van de statuten van de [geïntimeerde] en de huisregels van de [geïntimeerde] zoals die zijn vermeld in onze Seizoen-/Verenigingsgids en te lezen zijn op onze website. In de overeenkomst voor bepaalde tijd die wij met u overeenkwamen, wordt daar ook naar verwezen.
Na afloop van de op 20 september gespeelde wedstrijd [voetbalclub] - [woonplaats] hebben de spelers [appellant] en (…) zich onbehoorlijk gedragen door buitensporig fysiek geweld te gebruiken tegenover een of meerdere spelers van [voetbalclub] (buiten een spelsituatie en waarbij geen sprake is van strijd om een bal). Deze 2 spelers hebben zich schuldig gemaakt aan een excessieve overtreding en hebben de [geïntimeerde] door dit gedrag in diskrediet gebracht. Op grond van de Statuten en de huisregels van(hof leest: [geïntimeerde] )
heeft het bestuur [appellant] en (…) geschorst en het royement aangezegd.
‘
BewezenverklaringOp basis van de verklaringen van de scheidsrechter, die zonder enige terughoudendheid en in niet voor meerdere uitleg vatbare bewoordingen heeft verklaard dat u in ieder geval eenmaal raak hebt geslagen, heeft de commissie van beroep de overtuiging dat u daadwerkelijk eenmaal of meermaals hebt geslagen.De lezing van de scheidsrechter wordt door drie andere getuigen bevestigd.(…)’.
Al het voorgaande leidt ertoe dat thans in het kader van dit geding niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat [appellant] na afloop van de wedstrijd geweld heeft gebruikt. Dat heeft [geïntimeerde] dan ook niet, zo moet voorshands worden geoordeeld, aan het besluit ten grondslag kunnen leggen.’
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- een verklaring voor recht dat de besluiten van [geïntimeerde] inzake de schorsing en het royement nietig zijn;
- een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] en dat de schade als gevolg van dat onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat, vergoed dient te worden door [geïntimeerde] aan [appellant] ,
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
6.De beoordeling van de grieven en de vordering
6.2 Het hof stelt voorop dat [geïntimeerde] , naast de door de KNVB opgelegde tuchtrechtelijke sancties, bevoegd was maatregelen van verenigingsrechtelijke aard aan [appellant] als lid van die vereniging op te leggen. Het hof stelt voorts voorop, gelijk de rechtbank
- onbestreden in hoger beroep - heeft overwogen, dat de statuten van [geïntimeerde] voorzien in royement van een lid, voorafgegaan door schorsing in de gevallen die artikel 6 van de statuten bedoelt. Schorsing moet in dit verband worden gezien als een tijdelijke maatregel in afwachting van een besluit over het voortduren van het lidmaatschap. Tijdens de schorsing kan [appellant] onder meer niet aan wedstrijden deelnemen.
Artikel 2:15 eerste lid BW luidt als volgt:
‘
Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon is, onverminderd het elders in de wet omtrent de mogelijkheid van een vernietiging bepaalde, vernietigbaar:a. wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen; b. wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 8 worden geëist;c. wegens strijd met een reglement.’
Artikel 2:8 BW bepaalt:
‘1
Een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, moeten zich als zodanig jegens elkander gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.2 Een tussen hen krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel is niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.’
De rechtbank heeft, onbestreden in hoger beroep, overwogen dat het schorsingsbesluit van 22 september 2014 in feite heeft geduurd tot aan het royement waartoe de algemene ledenvergadering heeft besloten op 10 november 2014, een periode waarin [appellant] toch al niet kon voetballen omdat het KNVB-schorsingsbesluit daaraan in de weg stond. Weliswaar is dit besluit geschorst door de voorzieningenrechter op 4 februari 2015, maar dat was geruime tijd na 10 november 2014, terwijl overigens de bodemrechter in de rechtbank Midden-Nederland op 2 september 2015 de beslissingen van de KNVB in stand heeft gelaten (zoals weergegeven onder 4.15 hiervoor, zie ook rechtsoverweging 4.2 van het bestreden vonnis). Het standpunt van [appellant] dat achteraf gezien geen sprake was van een schorsing door de KNVB vindt, gelet op het voorgaande, geen steun in het recht. De maatregel van schorsing van het besluit door de voorzieningenrechter heeft niet dit effect (rechtsoverweging 4.3 van het bestreden vonnis). Ook deze overwegingen zijn in hoger beroep niet aangevallen zodat het hof van de juistheid daarvan zal uitgaan.