ECLI:NL:GHARL:2016:935

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
200.175.336
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een voogd voor een minderjarige moeder en haar kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een voogd voor een minderjarige moeder en haar kind. De verzoekster, de oma van de minderjarige moeder, heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 23 juni 2015 aangevochten, waarin de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd was benoemd over het kind. De oma verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en haarzelf tot voogd te benoemen.

De moeder, geboren in 2000, woont samen met haar kind bij haar oma, die al belast is met de voogdij over een ander kleinkind. De raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de GI tot voogd te benoemen, omdat de moeder minderjarig is en onbevoegd tot het gezag over haar kind. Tijdens de mondelinge behandeling is de oma verschenen, terwijl de raad niet aanwezig was. De oma heeft betoogd dat zij in staat is om de voogdij over het kind uit te oefenen en dat er geen concrete redenen zijn om haar niet te benoemen.

Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie van het kind, maar dat de benoeming van de GI als voogd niet heeft geleid tot de gewenste ondersteuning voor de moeder. Het hof heeft geoordeeld dat de oma, gezien de omstandigheden en haar betrokkenheid bij de zorg voor het kind, met ingang van 9 april 2016 tot voogd moet worden benoemd. De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd tot die datum, waarna de nieuwe voogdij ingaat. Het hof heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, familie
zaaknummer gerechtshof 200.175.336
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 281220)
beschikking van 9 februari 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: (oma moederszijde mz),
advocaat: mr. J.M.C. van Gorkum te 's-Hertogenbosch,
en
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de raad,
en
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de moeder.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Jeugdbescherming Gelderland, regio Zuid,
gevestigd te Tiel,
verder te noemen: de gecertificeerde instelling, (GI).

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittngsplaats Arnhem, (verder te noemen: de kinderrechter), van 23 juni 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 augustus 2015;
- het verweerschrift in hoger beroep, ingekomen op 1 oktober 2015;
- een brief van de GI van 17 september 2015, ingekomen op 18 september 2015;
- een brief van de GI van 29 december 2015, ingekomen op 30 december 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 januari 2016 plaatsgevonden. De oma (mz) is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de GI stichting is verschenen [… 1].
Tevens is de moeder verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De moeder is geboren op [geboortedatum] 2000. Uit de moeder is te [geboorteplaats] geboren [het kind], verder te noemen: [het kind], op [geboortedatum] 2015.
3.2
De moeder woont samen met [het kind] bij de oma (mz). In dat gezin woont tevens de zus van de moeder, [A.], (dochter van oma mz), geboren op [geboortedatum] 1998, en haar dochter [B.], geboren op [geboortedatum] 2014. Ook het jongere broertje van moeder, [C.], geboren op [geboortedatum] 2006, woont bij de oma (mz). De oma (mz) is belast met de voogdij over [B.]. De oma (mz) is alleen belast met het gezag over haar kinderen.
3.3
De raad heeft de kinderrechter verzocht om de GI tot voogd te benoemen over [het kind], omdat de moeder zelf minderjarig is en onbevoegd is tot uitoefening van het gezag over [het kind].
3.4
Bij bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de kinderrechter de GI benoemd tot voogd over [het kind].

4.De omvang van het geschil

4.1
De oma (mz) is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De oma verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidende verzoek alsnog af te wijzen en de oma (mz) tot voogd over [het kind] te benoemen.
4.2
De raad voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
Het hof zal de grieven gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:241 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzoekt de raad, indien hem blijkt dat een minderjarige niet onder het wettelijk vereiste gezag staat of dat dit gezag niet over hem wordt uitgeoefend, de rechter in de gezagsuitoefening over deze minderjarige te voorzien.
Artikel 1:253b lid 1 BW bepaalt dat, indien ten aanzien van een kind alleen het moederschap vaststaat of indien de ouders van een kind niet met elkaar gehuwd zijn dan wel gehuwd zijn geweest en zij het gezag niet gezamenlijk uitoefenen, de moeder van rechtswege het gezag over het kind alleen uitoefent, tenzij zij bij haar bevalling onbevoegd tot het gezag was.
5.2
Uit artikel 1:246 lid 1 BW, waarin is bepaald dat minderjarigen onbevoegd tot het gezag zijn, volgt dat de moeder, nu zij minderjarig is, onbevoegd is tot het gezag over [het kind].
5.3
Op grond van artikel 1:295 BW in verband met artikel 1:299 BW benoemt de rechtbank -op verzoek van een ouder, bloed- of aanverwanten van de minderjarige, de raad, schuldeisers of andere belanghebbenden, of ambtshalve- een voogd over alle minderjarigen, die niet onder ouderlijk gezag staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.
5.4
De oma (mz) stelt dat er geen concrete contra-indicaties genoemd worden waarom zij niet tot voogd van [het kind] kan worden benoemd. Niet gemotiveerd is waarom de oma (mz) wel in staat is tot de voogdij over [B.] en waarom zij dan niet tot voogd over [het kind] benoemd kan worden. De uithuisplaatsing van de moeder is van de baan en na de bevalling is de moeder met [het kind] bij de oma (mz) gaan wonen. In verband met de relatie van de oma (mz) waarin sprake was van geweld door opa (mz) jegens de oma (mz), is de oma (mz) uit huis gevlucht en is het gezin van de oma (mz) de afgelopen periode vaak verhuisd. Hierdoor zijn er veel verschillende hulpverleners betrokken geweest bij het gezin, mede in verband met de onderhavige kwestie.
De oma (mz) heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep nog verklaard dat het gezin thans in een crisisopvang van Iriszorg in [plaatsnaam] woont en dat de gemeente [gemeentenaam], waar oma met haar gezin voorheen verbleef, de kosten van dit verblijf op zich neemt voor de duur van drie maanden. Deze termijn is daags na de zitting in hoger beroep verstreken, en dan kan er een urgentieaanvraag bij de gemeente [gemeentenaam] worden ingediend voor een woning aldaar. Aangezien er geen wachtlijst is voor aanvragen met urgentie gaat de oma (mz) ervanuit dat zij met het gezin spoedig kan terugkeren naar de gemeente [gemeentenaam] en zij in de woning die haar zal worden toegewezen met haar gezin aldaar een stabiele woonomgeving kan gaan creëren. Het doel van de hulpverlening om de biologische vader in te lichten omtrent zijn vaderschap is nog niet opgepakt. Er is sprake van veel miscommunicatie tussen de oma (mz) en de hulpverlening, dat komt niet alleen door de verhuizingen van de oma (mz) maar ook door interne wisselingen van de hulpverleners waardoor er veel is blijven liggen. De oma (mz) heeft geëist dat er eenmaal per twee weken contact moet zijn met de voogd. De GI heeft driemaal telefonisch contact opgenomen en is tweemaal langs geweest. Doordat alles, indicaties, ziekenhuisbezoek, met de GI als voogd moeten worden kortgesloten duurt het allemaal lang en is het veel te omslachtig. In geval van spoed kan dit tot problemen leiden. Als de oma (mz) voogd is kan zij zelf de noodzakelijke beslissingen nemen, zoals zij nu ook al doet ten aanzien van [B.] en behoeft zij niet te wachten op goedkeuring vooraf. De juridische situatie wordt dan in overeenstemming gebracht met de praktijk, aldus de oma (mz).
5.5
De raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen (hetgeen het hof tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep bij de raad heeft geverifieerd), zonder opgaaf van redenen niet ter zitting verschenen en heeft zijn schriftelijk verweer aldus niet verder toegelicht. De raad stelt in zijn verweerschrift, kort gezegd, dat de indruk bestaat dat de oma (mz) teveel belast wordt met problemen op verschillende gebieden, zoals financiën, de verzorging van haar kinderen en kleinkinderen, en dat zij er onvoldoende aan toekomt om aan alle minderjarigen in het gezin een stabiele opvoedingssituatie te bieden. De raad maakt zich zorgen om het feit dat het gezinssysteem van de oma (mz) nog altijd zeer gesloten is en de jeugdbeschermer [… 2] heeft aangegeven dat zij nog altijd onvoldoende zicht heeft op de opvoedsituatie van [het kind]. Vast staat wel dat de opvoedsituatie van [het kind] nog altijd onrustig is, mede omdat het gezin weer is verhuisd en thans op een camping verblijft, aldus de raad.
5.6
In de brief van 29 december 2015 wordt hetgeen de moeder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard over haar huidige woonplek en de mogelijkheid van het verkrijgen van een woning in gemeente [gemeentenaam], door de GI (jeugdbeschermer [… 2]) bevestigd. De hulpverlening voor de moeder kan niet worden gestart omdat de gemeente [gemeentenaam] dit niet financiert. De noodzakelijk geachte ondersteuning voor de moeder met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [het kind] is dus nog niet opgestart. [het kind] is een vrolijke en gezond uitziende baby en zij krijgt voldoende zorg en aandacht van haar moeder en de oma (mz), aldus de jeugdbeschermer. Omdat enerzijds de openheid nog altijd onvoldoende te noemen is, het systeem lijkt ongrijpbaar, de informatie die de GI van de oma (mz) krijgt niet altijd juist is, en anderzijds er zorgen bestaan rond het gezinssysteem, is besloten tot een raadsonderzoek naar een ondertoezichtstelling van moeder en [het kind] waarbij het Leger des Heils die maatregel en de voogdij gaat overnemen. Voorts bericht jeugdbeschermer [… 2] dat zij vanaf 1 januari 2016 niet meer werkzaam zal zijn bij de GI en de zaak door jeugdbeschermer [… 1] wordt overgenomen.
5.7
Het hof stelt vast dat de raad in zijn rapport van 27 maart 2015 signaleert dat het in verband met het gesloten gezinssysteem lastig is om tot de kern van vermoedens/zorgen te komen. Er zijn zorgen over het gesloten gezinssysteem, onduidelijkheid over de vaders van de baby's, de persoonlijke problematiek van de moeder, hulpverlening die niet goed op gang lijkt te komen, de vele verhuizingen van het gezin en over de rol van stiefopa (mz). Hierdoor vraagt de GI verlenging van de ondertoezichtstelling van moeder, [B.] en [C.], aldus de raad, die de zorgen van de GI onderschrijft.
Gebleken is dat de ondertoezichtstelling van de moeder, [A.] en [C.] niet is verlengd, omdat de GI het verzoek tot verlenging niet tijdig heeft ingediend.
Bij de afweging tussen de belangen om of de oma (mz) of een instelling te belasten met de voogdij over [het kind] heeft de raad in zijn rapport het volgende ten aanzien van de oma (mz) opgenomen. De oma (mz) zet zich in voor de goede ontwikkeling en verzorging van de (toen nog) ongeboren baby en probeert de moeder hierin te ondersteunen. Hiernaast neemt de oma (mz) de verantwoordelijkheid in de voorbereiding op de komst van het kindje. De moeder en de oma (mz) hebben een positieve band, de moeder accepteert de rol van de oma (mz) en de moeder wijst de oma (mz) aan als voorkeurspersoon voor de voogdij. Bij de opvoeding van de moeder en [B.] geeft de oma (mz) echter zelf aan nog ondersteuning nodig te hebben en lijkt er sprake te zijn van overbescherming van moeder, waardoor moeder onvoldoende toekomt aan haar ontwikkelingstaken. De raad is van mening dat er teveel onduidelijkheden zijn omtrent gezinssysteem, er sprake is van een zorgelijke relatie tussen de oma (mz) en de moeder en er teveel onduidelijkheid is over de vermoedelijke vader, om de oma (mz) met de voogdij te belasten.
5.8
Naar het oordeel van het hof is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van dusdanige zorgen over het gezinssysteem bij de oma (mz) waarin de moeder en [het kind] opgroeien dat het in het belang van [het kind] noodzakelijk is dat een onafhankelijke derde met de voogdij over haar wordt belast.
Gebleken is dat de benoeming van de onafhankelijke GI als voogd niet heeft geleid tot het verantwoord inlichten van de minderjarige biologische vader van [het kind] omtrent zijn vaderschap. Oma heeft onweersproken verklaard dat dit eerder van belang geachte doel, en door de rechtbank als belangwekkende gebeurtenis gekwalificeerd feit, thans geen doel van de GI meer is.
Voorts is gebleken dat het gezin thans in een voorziening van Iriszorg woont. Op korte termijn is de verwachting dat het gezin van de oma (mz) een woning kan betrekken in de gemeente [gemeentenaam]. Een urgentieverklaring is, naar het hof begrijpt, daags na de zitting aangevraagd. Daarmee zullen verhuizingen van het gezin van de oma (mz), naar het hof aanneemt, tot het verleden behoren. Of dit het geval is kan worden gemonitord vanuit het drangtraject dat vanaf april 2015, na het onbedoeld aflopen van de ondertoezichtstelling, is ingezet, dan wel vanuit de ondertoezichtstellingen van de moeder. Het hof merkt hierbij op dat zowel de moeder als de oma (mz) tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben toegezegd in te stemmen met een ondertoezichtstelling van de moeder, wanneer de oma (mz) als voogd over [het kind] wordt benoemd. Hulpverlening voor de moeder en (indirect) voor de oma (mz) als voogd zal op deze wijze voorhanden zijn. Van een zorgelijk verblijf van het gezin op een camping is geen sprake meer. Dat de hulpverlening niet goed op gang is gekomen is niet alleen te wijten aan de verhuizingen van de oma (mz). Het hof maakt uit de overgelegde stukken op dat meerdere malen een wisselingen van hulpverleners heeft plaatsgevonden, om allerlei redenen. Voor zover er onvoldoende zicht bestaat, dan wel heeft bestaan, op het gezinssysteem bij de oma (mz), kan dit mede hierdoor zijn veroorzaakt. De stiefopa is niet meer in beeld binnen het gezin van de oma (mz). De moeder heeft ook in hoger beroep de voorkeur voor de benoeming van de oma (mz) als voogd over [het kind]. De oma (mz) verzoekt dit ook in hoger beroep. Niet gebleken is dat er sprake is van zorgen in verband met de voogdij van de oma (mz) over [B.]. De oma (mz) heeft onweersproken verklaard dat de voogdij door een onafhankelijke derde in de weg staat aan een verantwoorde uitoefening van de dagelijkse verzorging en opvoeding van [het kind] en de beslissingen die zij in dat kader moet nemen. In sommige (nood)gevallen is zij afhankelijk van de toestemming van die voogd, welke toestemming op zich kan laten wachten vanwege onbereikbaarheid of moeilijke bereikbaarheid van de voogd, hetgeen niet in het belang is van [het kind]. Het hof acht het dan ook in het belang van [het kind] dat de oma (mz) met de voogdij over haar wordt belast, en wel op een termijn van twee maanden na de dag van de in deze te wijzen beschikking. In die periode heeft de oma (mz) de gelegenheid om haar woonsituatie op orde te brengen en kan de raad voldoende inzicht krijgen in die nieuwe gezinssituatie en de stabiliteit daarvan en eventuele beschermingsmaatregelen verzoeken. Het hof gaat er op grond van de thans beschikbare gegevens vanuit dat de oma (mz) op die termijn tezamen met de ingezette hulpverlening in staat is voldoende verantwoorde invulling te geven aan haar taak als voogd van [het kind]. De grieven van de oma (mz) slagen in zoverre.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te bekrachtigen tot 9 april 2016 en met ingang van die datum te vernietigen en te beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 23 juni 2015, tot 9 april 2016;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 23 juni 2015 met ingang van 9 april 2016, en in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemd [verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
met ingang van 9 april 2016 tot voogd over [het kind], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, R. Feunekes en G.J. Rijken, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 9 februari 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.