Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker,
[belanghebbende 2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2016 uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoeker] tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring van een beschikking van de kinderrechter. De kinderrechter had op 14 januari 2016 een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend aan [verzoeker], die op dat moment 16 jaar oud was. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking en de procedure in eerste aanleg, waarin de kinderrechter de machtiging had verleend met ingang van 14 januari 2016 tot uiterlijk 14 juli 2016, en deze beslissing was uitvoerbaar bij voorraad volgens artikel 6.1.12 lid 1 van de Jeugdwet.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij [verzoeker] in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek vertegenwoordigd was door hun advocaat. De ouders van [verzoeker] waren ook betrokken als belanghebbenden. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2016 is het verzoek tot schorsing besproken. [verzoeker] voerde aan dat hij niet was gehoord door de kinderrechter en dat een gesloten plaatsing niet in zijn belang was, omdat hij zicht had op een diploma en werkervaring.
Het hof oordeelde dat [verzoeker] ontvankelijk was in zijn verzoek, maar dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de werking van de beschikking te schorsen. Het hof concludeerde dat het verzoek tot schorsing van de beschikking van de kinderrechter werd afgewezen, omdat de beslissing van de kinderrechter uitvoerbaar bij voorraad was en er geen redenen waren om van deze regel af te wijken. De beslissing van het hof werd op 9 februari 2016 in het openbaar uitgesproken.