Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
6 december 2016
[Z](hierna: belanghebbende)
gemeente Groningen(hierna: de heffingsambtenaar),
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een winkelpand, gelegen aan [a-straat] 54 te [A], door de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen. De heffingsambtenaar had de waarde van het pand vastgesteld op € 4.100.000 per waardepeildatum 1 januari 2012, met gebruik van de huurwaardekapitalisatiemethode. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 13 september 2016 in Leeuwarden is de heffingsambtenaar vertegenwoordigd door mr. [B] en taxateur [C]. Belanghebbende is niet verschenen. Het Hof heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld of de waarde van het pand niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende stelde dat de waarde op € 3.200.000 zou moeten worden vastgesteld en voerde aan dat de heffingsambtenaar een te hoge huurwaarde en kapitalisatiefactor had gehanteerd.
Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn stelling voldoende had onderbouwd met een taxatierapport en dat de waarde van het pand niet te hoog was vastgesteld. De grieven van belanghebbende werden verworpen, en het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten werden niet toegewezen. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.