Uitspraak
[appellant],
Koster,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
één griefopgeworpen die zich in de kern richt tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan en dat dientengevolge aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
stelt ter onderbouwing van zijn vordering het volgende. Nadat de relatie tussen [appellant] en zijn toenmalige partner was verbroken, diende de verzekering van zijn auto, die tot op dat moment op naam van zijn (voormalig) schoonmoeder stond, te worden gewijzigd. De moeder van [appellant] heeft daarop telefonisch contact opgenomen met Koster. De heer [D] (hierna: [D] ) heeft vervolgens namens Koster een huisbezoek afgelegd. Dit huisbezoek vond plaats omstreeks 4 oktober 2012 in de woning van de moeder van [appellant] , waar ook [appellant] en zijn vader aanwezig waren. Tijdens het gesprek heeft [D] aangegeven dat [appellant] vanwege zijn leeftijd de auto niet zelf kon verzekeren en heeft hij geopperd of de verzekering niet op naam van een opa of oma van [appellant] kon worden afgesloten. Besloten is toen om de verzekering op naam van de oma van [appellant] , [C] , af te sluiten. Van de zijde van [appellant] is vervolgens aangegeven dat [C] niet over een rijbewijs B beschikte, waarop [D] aangaf dat dit geen probleem was omdat dit in de praktijk toch niet werd gecontroleerd. [D] heeft vervolgens in verband met het afsluiten van de verzekering verschillende vragen gesteld die hij nog tijdens het huisbezoek op zijn laptop heeft ingevuld. De digitale aanvraag van de verzekering is daarna op het kantoor van Koster uitgeprint en naar [C] toegezonden. [C] , die niet kan lezen en schrijven, heeft de aanvraag in het bijzijn van de moeder van [appellant] ondertekend en per post teruggezonden naar Koster.
Door [appellant] te adviseren de verzekering op naam van [C] af te sluiten terwijl Koster wist, althans behoorde te weten dat [C] niet over een rijbewijs B beschikte en niet de 'regelmatig bestuurder' van de auto was, althans [appellant] niet (voldoende) te waarschuwen voor de gevolgen van het op dergelijke wijze afsluiten van de verzekering, is Koster naar de mening van [appellant] tekortgeschoten in de zorg die van haar als assurantietussenpersoon mocht worden verwacht, dan wel heeft zij onrechtmatig jegens [appellant] gehandeld, ten gevolge waarvan zij gehouden is de door [appellant] geleden schade te vergoeden.
De slotsom
5.De beslissingHet hof, rechtdoende in hoger beroep:
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van
dinsdag 3 januari 2017, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;