Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
eiser in reconventie,
[appellant],
h.o.d.n. Wiersma advocatuur en Van der Veen/Veenstra advocaten,
verweerder in reconventie,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Aangevuld met enkele feiten waar, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, in hoger beroep eveneens van kan worden uit gegaan, zijn de feiten als volgt.
Van die opdracht heeft [geïntimeerde] aan [appellant] op 14 februari 2012 per e-mail een opdrachtbevestiging gestuurd met het verzoek die ondertekend te retourneren, eventueel per e-mail. Die opdrachtbevestiging vermeldt omtrent de financiële afspraken het volgende:
[appellant] heeft diezelfde dag per e-mail gereageerd met de tekst: “
OK, hierbij mijn handtekening”.Bij die e-mail is als scan gevoegd de laatste pagina van de opdrachtbevestiging met daarop de handtekening van [appellant] .
De e-mail vermeldt dat voor de werkzaamheden € 750,- excl. btw en verschotten in rekening zullen worden gebracht. Over de toepasselijke voorwaarden vermeldt het bericht:
Voor het overige zijn van toepassing de voorwaarden die reeds gelden in de procedure De Stand Services/Kincaid Fisher (2012AW344).[appellant] heeft de factuur voor deze werkzaamheden eveneens volledig voldaan.
“Tijdens onze bespreking van afgelopen dinsdag, heb je me verzocht een financieel voorstel te doen terzake jouw geschil met mevrouw [D] .Ik kan mijn werkzaamheden in dit dossier verrichten voor een bedrag van € 2.500,- exclusief BTW (en exclusief eventuele overige van overheidswege opgelegde belastingen), exclusief reiskosten en exclusief verschotten. De werkzaamheden omvatten alle werkzaamheden die (redelijkerwijs) nodig zijn de zaak buiten rechte tot een bevredigend einde te brengen. Ingeval een procedure moet worden opgestart, zullen aanvullende afspraken moeten worden gemaakt. De helft van dit bedrag wordt bij wijze van voorschot in rekening gebracht, de andere helft na afronding van de zaak, doch uiterlijk op 1 maart 2013. Voor het overige zijn van toepassing de voorwaarden die reeds gelden in de procedure “De Stand Services/Kincaidfisher; 2012AW344”.Graag verneem ik je reactie.”[appellant] heeft per e-mail van dezelfde dag aan [geïntimeerde] bericht:
“OK, dat is goed. Wat mij betreft mag je direct beginnen.”
4 juni 2014 aan [appellant] de totstandkoming van een betalingsregeling bevestigd. In die bevestiging schrijft [geïntimeerde] het volgende:
“In vervolg van ons gesprek van gisteren, bevestig ik hierbij wat we hebben afgesproken.In de dossiers “ [appellant] / [D] ; 2012AW375” en “ [appellant] / [D] II (HB); 2013AW407” staan nog zes facturen open. Het gaat om de volgende nota’s:Factuurnr. zaaknr. bedrag
“Sorry, maar we hebben niets afgesproken over opeisbaarheid, zodra je eea gaat opeisen zal ik overgaan tot betwisting”.
fact. nr. Datum doss. nr. fact bedrag nog te voldoen
€ 196,-
“Sorry, maar ik betwist alle in de bijlage genoemde vorderingen.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
[geïntimeerde] heeft zich voor zijn vordering beroepen op de door hem aan [appellant] uit hoofde van de verschillende opdrachten verleende rechtsbijstand en de daarvoor verzonden facturen. Hij maakt aanspraak op volledige betaling door [appellant] van zijn facturen voor [D] I, [D] II en van de eigen bijdrage van [appellant] voor de zaak tegen het Waterleidingbedrijf.
Hij heeft zich er in het bijzonder op beroepen dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in zijn dienstverlening als advocaat door de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand niet met hem te bespreken en geen toevoeging aan te vragen.
In reconventie zijn de vorderingen van [appellant] afgewezen, met compensatie van kosten.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief Ikomt [appellant] op tegen de toewijzing in conventie van het bedrag van € 4.132,83.
Grief IIis gericht tegen de afwijzing van zijn vorderingen in reconventie en in
grief IIIklaagt [appellant] over zijn veroordeling in de proceskosten. Deze grieven hangen met elkaar samen en lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Met betrekking tot de procedure tegen het Waterleidingbedrijf handhaaft [appellant] zijn betwisting dat hij daarvoor opdracht heeft gegeven aan [geïntimeerde] .
1. Tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, is hij verplicht met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen.
heeft zijn stelling dat [geïntimeerde] de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand niet met hem heeft besproken en dat hij daar ook nimmer afstand van heeft gedaan, echter niet op enigerlei wijze onderbouwd.
Dat [appellant] , zoals hij stelt, de tekst van de opdrachtbevestiging in de zaak tegen Kincaid Fisher niet heeft gelezen, acht het hof ongeloofwaardig, nu hij de opdrachtbevestiging voorzien van zijn handtekening heeft geretourneerd. Als [appellant] de opdrachtbevestiging al niet heeft gelezen, dient dat in ieder geval voor zijn rekening en risico te worden gelaten.
Daarmee gaat het hof bij de verdere beoordeling van het geschil er vanuit dat [geïntimeerde] bij het begin van zijn dienstverlening met [appellant] weldegelijk de mogelijkheid van gefinancierde dienstverlening heeft besproken, maar dat [appellant] daar toen (om hem moverende redenen) afstand van heeft gedaan.
b.) de opvolgende opdrachten hebben op zichzelf beschouwd betrekking op andere zaken dan de zaak tegen Kincaid Fisher. Gelet op de betrekkelijk snelle opeenvolging van die opdrachten en de daarin telkens opgenomen (directe of indirecte) verwijzing naar de voorwaarden waaronder de opdracht in de zaak tegen Kincaid Fisher is aanvaard, is het hof echter van oordeel dat voor de toepassing van artikel 24 van de Gedragsregels en de daarmee samenhangende vraag of [geïntimeerde] jegens [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van de daaruit voortvloeiende verplichtingen, de verschillende opdrachten wel zodanig nauw met elkaar zijn verbonden dat van [geïntimeerde] niet verlangd hoefde te worden dat hij, zonder concrete aanleiding, bij elke opvolgende opdracht de kwestie van de toevoeging opnieuw met [appellant] zou bespreken en schriftelijk vastleggen;
c.) de rechtsverhouding tussen een advocaat en zijn cliënt brengt met zich dat een advocaat niet alleen bij het begin van de zaak maar ook telkens wanneer daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat met zijn cliënt dient te overleggen of er termen zijn te trachten gefinancierde rechtsbijstand te verkrijgen. Onder omstandigheden mag van de advocaat worden verlangd dat hij zelf daartoe het initiatief neemt (vgl. HR 1 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0397).
“Bijgevoegd tref je aan mijn concept-fax voor het Waterbedrijf. Graag verneem ik of je instemt met de inhoud.
“Ok, maar kun je misschien ook nog wat aandacht besteden aan het feit dat ze, aangezien het mij in dat verloren kort geding ondanks vermeende contractbreuk A is verboden over te gaan tot tijdelijke afsluiting, zonder tussenkomst van de rechter niet zomaar naar eigen inzicht tot afsluiting kunnen overgaan, en dat je hen bij voorbaat sommeert dit na te laten, en als ze dit, nb ook nog onaangekondigd, toch doen dat ik ze dan aansprakelijk zal stellen voor alle schade.”