Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een minderjarige door zijn biologische vader, na een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De vrouw, de biologische moeder van de minderjarige, had in eerste aanleg verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning door de man, de biologische vader, en om de erkenning door de stiefvader, [belanghebbende], te vernietigen. De rechtbank had de erkenning door [belanghebbende] vernietigd en de man vervangende toestemming verleend tot erkenning van de minderjarige.
In hoger beroep heeft de vrouw de bestreden beschikking aangevochten, met grieven gericht tegen zowel de vernietiging van de erkenning door [belanghebbende] als de verlening van vervangende toestemming aan de man. De vrouw stelde dat de bijzondere curator niet bevoegd was om het verzoek tot vernietiging in te dienen en dat de belangen van de minderjarige niet voldoende waren gewogen. De man en de bijzondere curator voerden verweer en stelden dat de erkenning door de biologische vader in het belang van de minderjarige was.
Het hof oordeelde dat de bijzondere curator het verzoek tot vernietiging van de erkenning namens de minderjarige kon indienen, en dat de belangen van de minderjarige bij de erkenning door de biologische vader dienden te prevaleren boven de sociale band met de stiefvader. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vrouw om nader onderzoek door de raad af, omdat het hof zich voldoende geïnformeerd achtte. De beslissing benadrukt het belang van de biologische band in het familierecht en de rol van de bijzondere curator in dergelijke zaken.