Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant 1]en
[appellant 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
“zolang u het arrest slechts ‘ter kennisgeving’ aan het hof (…) toezendt zonder dat u van de gelegenheid gebruik maakt om ook te beargumenteren wat het hof (…) daar uws inziens mee dient te doen”.Dat arrest is gepubliceerd onder ECLI:NL:GHSHE:2016:4989.
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Nu de tweede comparitie ten overstaan van dezelfde rechter heeft plaatsgevonden na 31 oktober 2014 is er aanleiding wel rechtsgevolg te verbinden aan een schending van de in het eerste arrest vermelde regels, ook al is bij de tweede comparitie niet meer inhoudelijk over de zaak gesproken. Doordat in het geheel geen mededeling is gedaan van de voorgenomen vervanging is aan partijen de mogelijkheid ontnomen om te vragen om een nadere mondelinge behandeling, hetgeen onmiskenbaar een schending van de in deze arresten ontwikkelde regels oplevert. Maar ook los daarvan moet worden aangenomen dat aan het vonnis een gebrek kleeft wat betreft de wijze van totstandkoming. Gelet op de brief van de griffier moet ervan worden uitgegaan dat de rechter vonnis heeft gewezen uitsluitend op grond van de schriftelijke processtukken zonder acht te slaan op hetgeen tijdens de mondelinge behandelingen door en namens partijen is verklaard, hetgeen ernstig in strijd is met fundamentele beginselen van procesrecht. Daarnaast levert de gang van zaken een ernstige schending op van het fundamentele recht dat een partij zijn standpunt mondeling naar voren kan brengen. Dat hetgeen tijdens de eerste mondelinge behandeling is gezegd nadien door [geïntimeerde] in een conclusie naar voren kon worden gebracht en is gebracht, kan dit gebrek niet helen. Hoewel dat voor [appellanten] , aan wie het gebrek in de wijze van totstandkoming van het vonnis niet kan worden aangerekend, bezwaarlijk is, kan aan de belangen van [geïntimeerde] dat een veroordeling van haar op een zorgvuldige en behoorlijke manier tot stand komt en dat zij niet (grote) schade zal ondervinden van tenuitvoerlegging van een vonnis waaraan een fundamenteel gebrek kleeft in de gegeven omstandigheden bezwaarlijk anders tegemoet worden gekomen dan door de executie van het gebrekkig tot stand gekomen vonnis hangende een hoger beroep daartegen te doen staken.
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
6.De slotsom
7.De beslissing
7 maart 2017opdat dan [appellanten] (en vervolgens [geïntimeerde] ) zich, mede in verband met de afstemmingsregel, bij akte kunnen uitlaten over het arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 8 november 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4989 en de gevolgen die de in dat arrest genomen beslissing kan of moet hebben voor de in dit kort geding te nemen beslissing;