Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verhuizen met haar minderjarige kind naar [B]. De vader, die in hoger beroep ging, betwistte de noodzaak van de verhuizing en stelde dat dit in strijd was met de afspraken over co-ouderschap. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van het kind voorop stond. De moeder had in eerste instantie toestemming gekregen van de kinderrechter om te verhuizen, maar het hof oordeelde dat zij onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat het belang van het kind niet gediend was bij de verhuizing. Het hof heeft de moeder opgedragen om uiterlijk op 1 augustus 2017 terug te verhuizen naar [A] en heeft een zorgregeling vastgesteld die de betrokkenheid van de vader bij de opvoeding van het kind waarborgt. De beslissing van het hof houdt in dat de moeder met de minderjarige terug moet verhuizen naar [A] en dat de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders opnieuw verdeeld worden, met een zorgregeling die de vader meer betrokkenheid bij het leven van het kind biedt.