Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gesloten plaatsing van een jeugdige, aangeduid als [verzoeker]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel (de GI) om een machtiging te verlenen voor de opname van [verzoeker] in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg. De kinderrechter had eerder, op 20 oktober 2016, een dergelijke machtiging verleend, maar [verzoeker] ging hiertegen in beroep. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de advocaat van [verzoeker], mr. K. ter Mors, en de ouders van [verzoeker] aanwezig waren. De ouders werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. M.Th.M. Demmer.
Het hof heeft vastgesteld dat de GI niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot gesloten jeugdzorg, zoals vastgelegd in de Jeugdwet. De wet vereist dat er sprake moet zijn van een gevaar van onttrekking aan de behandeling, wat in dit geval niet is aangetoond. Het hof heeft benadrukt dat het gedwongen opnemen van een jeugdige in een gesloten setting een ernstige inbreuk vormt op diens rechten en dat dit alleen is toegestaan als aan de wettelijke criteria is voldaan.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter vernietigd en het verzoek van de GI om een machtiging tot gesloten jeugdzorg afgewezen. Het hof heeft aangegeven dat, hoewel [verzoeker] hulp en behandeling nodig heeft, deze op een andere manier en op een andere locatie moet worden geboden, en dat de GI zich zal moeten inspannen om een geschikte (open) behandelgroep voor [verzoeker] te vinden.