ECLI:NL:GHARL:2017:1744

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
200.203.071
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindigen gesloten plaatsing vanwege niet voldoen aan wettelijke vereisten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gesloten plaatsing van een jeugdige, aangeduid als [verzoeker]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel (de GI) om een machtiging te verlenen voor de opname van [verzoeker] in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg. De kinderrechter had eerder, op 20 oktober 2016, een dergelijke machtiging verleend, maar [verzoeker] ging hiertegen in beroep. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de advocaat van [verzoeker], mr. K. ter Mors, en de ouders van [verzoeker] aanwezig waren. De ouders werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. M.Th.M. Demmer.

Het hof heeft vastgesteld dat de GI niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot gesloten jeugdzorg, zoals vastgelegd in de Jeugdwet. De wet vereist dat er sprake moet zijn van een gevaar van onttrekking aan de behandeling, wat in dit geval niet is aangetoond. Het hof heeft benadrukt dat het gedwongen opnemen van een jeugdige in een gesloten setting een ernstige inbreuk vormt op diens rechten en dat dit alleen is toegestaan als aan de wettelijke criteria is voldaan.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter vernietigd en het verzoek van de GI om een machtiging tot gesloten jeugdzorg afgewezen. Het hof heeft aangegeven dat, hoewel [verzoeker] hulp en behandeling nodig heeft, deze op een andere manier en op een andere locatie moet worden geboden, en dat de GI zich zal moeten inspannen om een geschikte (open) behandelgroep voor [verzoeker] te vinden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.203.071
(zaaknummer rechtbank Overijssel 191273)
beschikking van 2 maart 2017
inzake
[verzoeker],
verblijvende te [plaatsnaam],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. K. ter Mors te Almelo,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Almelo,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de ouders,
advocaat: mr. M.Th.M. Demmer te Hengelo (O).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 20 oktober 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 november 2016;
- het verweerschrift hoger beroep met producties, ingekomen op 27 januari 2017.
2.2
Bij beschikking van 16 november 2016 heeft dit hof last gegeven aan de Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch om mr. Ter Mors als advocaat aan [verzoeker] toe te voegen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 februari 2017 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M.P. Smit, waarnemend voor mr. Ter Mors. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de GI is [...] verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming is met kennisgeving vooraf niemand verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit het huwelijk van de ouders is op [geboortedatum] 2003 [verzoeker] geboren.
3.2
Bij beschikking van 10 januari 2014 is [verzoeker] onder voogdij gesteld van de GI.
3.3
De GI heeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet (Jw) op 30 augustus 2016 bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoeker] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft ingestemd met het verzoek.
3.4
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 20 oktober 2016 heeft de kinderrechter de GI een machtiging verleend om [verzoeker] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en verblijven tot 20 april 2017.
3.5
[verzoeker] was sinds 9 mei 2016 geplaatst bij Intermetzo te Almelo. Vanaf 28 november 2016 verblijft [verzoeker] bij Horizon ESP te Harreveld.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
20 oktober 2016. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. [verzoeker] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de GI alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel dit verzoek af te wijzen.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het hoger beroep van [verzoeker] strekkende tot vernietiging van de verlening van de machtiging gesloten jeugdzorg te verwerpen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jw is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b., de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Het verzoek behoeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 6 Jw instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.5
Op 6 oktober 2016 heeft de gedragswetenschapper [verzoeker] gezien en gesproken. De gedragswetenschapper heeft in zijn verklaring van 10 oktober 2016 ingestemd met het verzoek van de GI, ervan uitgaande dat reguliere mogelijkheden voor passende behandeling grondig zijn onderzocht en vanwege de noodzaak van passende behandeling, niet vanwege het zich (dreigen te) onttrekken aan hulpverlening. De gedragswetenschapper laat het aan de rechter over om de afweging te maken of het niet voldoen aan één van de wettelijke criteria van doorslaggevend belang is.
5.6
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter overwogen dat [verzoeker] zich niet aan de behandeling zal onttrekken, maar dat de noodzakelijke behandeling voor [verzoeker] alleen vanuit geslotenheid kan plaatsvinden. De Horizon te Harreveld biedt [verzoeker] de nodige specialistische kennis en behandeling. Ondanks het ontbreken van het gevaar voor onttrekking aan de behandeling is het verzoek van de GI voor de duur van zes maanden dan ook toegewezen.
5.7
[verzoeker] voert in zijn beroepschrift en ter mondelinge behandeling aan dat voor een machtiging gesloten jeugdzorg moet worden voldaan aan een tweetal wettelijke vereisten. De kinderrechter heeft volgens [verzoeker] zonder nadere motivering het verzoek van de GI toegewezen ondanks het feit dat aan het wettelijk vereiste van gevaar van onttrekking aan de behandeling niet is voldaan.
5.8
Ter mondelinge behandeling heeft de GI nogmaals verklaard dat [verzoeker] geen jongen is die wegloopt en die zich aan de behandeling zal onttrekken. Volgens de GI is echter behandeling bij de groep Atlantis 2 binnen De Horizon de enige plek in het oosten van het land en binnen de instellingen van jeugdhulp waar [verzoeker] behandeld kan worden. Dit betreft een gesloten groep, zodat een gesloten machtiging voor [verzoeker] noodzakelijk is.
5.9
Het hof oordeelt als volgt. Zoals hiervoor overwogen onder 5.2 kan een gesloten machtiging als bedoeld in art. 6.1.2 lid 2 Jw uitsluitend worden verleend als voldaan is aan de twee wettelijke vereisten zoals genoemd in dit artikel. Alle partijen zijn het er over eens dat ten aanzien van [verzoeker] niet is voldaan aan het wettelijk vereiste van gevaar van onttrekking aan de behandeling. Het hof ziet op grond van de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is besproken, geen aanleiding om daar anders over te oordelen.
De wettelijke vereisten zijn vastgesteld omdat het gedwongen gesloten behandelen van jeugdigen een inbreuk vormt op de vrijheid en het privéleven van de jeugdige. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat een gesloten opname van een kind een ernstige inbreuk vormt op diens rechten en dat hierbij artikel 5 en 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 9 en 10 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 16 Verdrag inzake de rechten van het kind van belang zijn. Een dergelijke ontneming van de vrijheid en inmenging in het privéleven van de jeugdige is derhalve alleen toegestaan voor zover deze bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en, zoals artikel 5 EVRM het noemt: ‘met het doel toe te zien op zijn opvoeding’.
Nu niet aan de wettelijk vereisten voor gesloten jeugdhulp is voldaan, zal het hof het verzoek van de GI afwijzen. Het hof ziet geen grond om – in weerwil van de wet – gelet op de noodzaak van behandeling van [verzoeker] het verzoek alsnog toe te wijzen. Dat [verzoeker] hulp en behandeling nodig heeft, is evident en wordt door een ieder onderschreven. Deze hulp en behandeling zal, nu niet aan de wettelijk vereisten voor een gesloten machtiging is voldaan, op een andere plek en op een andere wijze dienen plaats te vinden. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat daarvoor wel mogelijkheden bestaan, zij het dat de GI een voorkeur had voor de gesloten behandelgroep van Horizon. Het hof gaat ervan uit dat de GI zich zal inspannen voor plaatsing van [verzoeker] naar een voor hem geschikte (open) groep, alwaar de benodigde hulp en behandeling kan plaatsvinden.
5.1
Gelet op het vorenstaande zal het hof het inleidend verzoek van de GI alsnog afwijzen. Nu het hof komt tot een afwijzing van het inleidend verzoek, ziet het hof geen aanleiding om de zaak aan te houden voor nader onderzoek zoals door de advocaat van de ouders is bepleit.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 20 oktober 2016 en, opnieuw beschikkende;
wijst het verzoek van de GI voor het verlenen van een machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van [verzoeker] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg alsnog af;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.J. Haarhuis, A. Smeeïng-van Hees en
E.H. Schulten, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 2 maart 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.