ECLI:NL:GHARL:2017:2255

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
WAHV 200.190.560
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • A. Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake bestuursrechtelijke sanctie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 22 april 2016 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter had de betrokkene de gelegenheid gegeven om nadere beroepsgronden in te dienen, maar deze mogelijkheid is niet benut. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de kantonrechter de betrokkene niet op behoorlijke wijze in de gelegenheid heeft gesteld om de gronden van het beroep in te dienen en dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Het hof oordeelt echter dat de kantonrechter correct heeft gehandeld en dat de betrokkene voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. De gemachtigde heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheden en is bovendien niet verschenen op de zitting. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af. De uitspraak van het hof is gedaan op 17 maart 2017.

Uitspraak

WAHV 200.190.560
17 maart 2017
CJIB 187591279
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 22 april 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. Daarbij is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op 20 februari 2017 is een brief van de gemachtigde van de betrokkene ingekomen, waarin hij aangeeft niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is behandeld ter zitting van 3 maart 2017. Zoals te voren bericht is de gemachtigde van de betrokkene niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen E.J. Swart.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter de betrokkene niet op behoorlijke wijze in de gelegenheid heeft gesteld om de gronden van het beroep in te dienen, nu de betrokkene noch in de brief waarin hij wordt uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter noch in het proces-verbaal van die zitting is gewezen op de mogelijke gevolgen van het niet tijdig herstellen van het verzuim. De gemachtigde merkt daarbij dat een beslissing op een beroep zonder gronden slechts niet-ontvankelijk kan zijn en niet ongegrond, zoals de kantonrechter heeft overwogen. Voorts heeft de gemachtigde in de nadere toelichting op het beroep nog aangevoerd dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, nu de kantonrechter ten onrechte, nadat hij de behandeling ter zitting had geschorst, de zaak heeft afgedaan zonder partijen op te roepen voor een vervolgzitting.
2. Uit het dossier blijkt het volgende. De gemachtigde heeft bij schrijven van 4 juni 2015 beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Hierin schrijft de gemachtigde dat het beroep zich op dat moment beperkt tot het ontkennen van de verweten gedraging en verzoekt hij om een nadere termijn voor het aanvullen van de beroepsgronden. De kantonrechter heeft de gemachtigde van de betrokkene uitgenodigd voor de zitting van 8 februari 2016. De kantonrechter heeft de zaak op die zitting behandeld. De betrokkene noch de gemachtigde zijn op die zitting verschenen. Bij beslissing van 22 februari 2016 heeft de kantonrechter de betrokkene in de gelegenheid gesteld om de nadere beroepsgronden in het geding te brengen en iedere verdere beslissing aangehouden. Bij de bestreden beslissing van 22 april 2016 heeft de kantonrechter vastgesteld dat van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt en, zonder mondelinge behandeling, beslist als voormeld.
3. De stelling van de gemachtigde dat de betrokkene niet op behoorlijke wijze in de gelegenheid is gesteld om de gronden van het beroep in te dienen, is niet juist. Zoals hiervoor is overwogen heeft de kantonrechter bij beslissing van 22 februari 2016 de betrokkene een termijn gegeven om de gronden van het beroep in te dienen. Aan de gemachtigde van de betrokkene is een afschrift van het proces-verbaal waarin deze beslissing is aangetekend toegezonden. Aldus heeft de kantonrechter gehandeld in overeenstemming met de beginselen van een zorgvuldige procesvoering (vgl. het arrest van dit hof van 22 december 2016, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2016:10365). Deze stelling wordt derhalve verworpen.
4. De stelling van de gemachtigde dat de kantonrechter, gelet op artikel 6:6 van de Awb, tot een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep had moeten overgaan, is eveneens niet juist. Slechts indien een beroepschrift (in het geheel) geen gronden bevat, kan dit leiden tot een niet-ontvankelijkheidverklaring (vgl. rechtsoverweging 9 van voornoemd arrest van het hof d.d. 22 december 2016). Die situatie doet zich in deze zaak niet voor. Immers, de gemachtigde heeft in het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie aangegeven dat het beroep zich op dat moment beperkt tot het ontkennen van de verweten gedraging. Derhalve was geen sprake van een gebrek dat hersteld zou kunnen worden. Dit betekent dat, anders dan de gemachtigde stelt, niet hoefde te worden gewezen op de gevolgen van het niet indienen van nadere gronden.
5. Over het standpunt van de gemachtigde dat de kantonrechter ten onrechte op het beroep heeft beslist zonder een vervolgzitting te houden, oordeelt het hof als volgt. De algemene rechtsbeginselen, met name het beginsel van hoor en wederhoor, brengen mee dat als uitgangspunt heeft te gelden dat, indien de behandeling ter zitting is aangehouden, een vervolgzitting dient plaats te vinden. Het hof ziet in dit geval evenwel geen aanleiding gevolgen te verbinden aan de omstandigheid dat de kantonrechter dat heeft nagelaten. Daartoe neemt het hof in aanmerking dat in dit geval de kantonrechter de gemachtigde van de betrokkene, die een professioneel rechtsbijstandsverlener is, de gelegenheid heeft geboden om de nadere gronden van het beroep op te geven maar hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt, dat hij in hoger beroep heeft verzocht om een zitting maar daar niet is verschenen en dat hij ook niet anderszins in hoger beroep (nieuwe) gronden heeft aangevoerd of heeft gesteld dat hij door de gang van zaken in zijn belangen is geschaad. Derhalve treft ook deze stelling geen doel.
6. Gelet op het voorgaande is het hoger beroep ongegrond. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.
7. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.