In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De kantonrechter had op 12 oktober 2016 [verzoekster1] B.V. ambtshalve ontslagen als bewindvoerder van de rechthebbende, met benoeming van [B] B.V. als opvolgend bewindvoerder. [verzoekster1] B.V. heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster1] B.V. niet voldoet aan de kwaliteitseisen voor bewindvoerders, zoals vastgelegd in het Besluit kwaliteitseisen voor curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat het verzoek tot schorsing moet worden toegewezen om te voorkomen dat een onomkeerbare situatie ontstaat. Het hof heeft daarbij de belangen van partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van [verzoekster1] B.V. en de rechthebbende bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van [B] B.V. bij de tenuitvoerlegging van de beschikking. De hoofdzaak zal op een nader te bepalen zitting worden behandeld, waarbij de kantonrechter als informant zal worden gehoord.