Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 22 augustus 2016;
- het verweerschrift van de vader;
- het verweerschrift van de GI.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De moeder wil de omgang rustiger opbouwen dan de hulpverleners. Zij wil de omgang pas uitbouwen als die goed loopt. Verder wil zij de afspraken met betrekking tot de omgang schriftelijk vastleggen. De hulpverleners wilden dit na de eerste drie contacten niet meer doen en hebben toen de hulpverlening gestopt. Daarnaast merkt de moeder op dat de vader regelmatig zonder opgave van reden zijn afspraken niet nakomt. Zij heeft daardoor geen vertrouwen in hem.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder nog meegedeeld dat sinds een aantal weken een tweewekelijks begeleid contact plaatsvindt tussen de vader en [kind] , maar dat zij zich hierdoor wel voor het blok gezet voelt en dat zij de uitbreiding van de omgang te snel vindt gaan. De moeder wil graag dat het hof duidelijke afspraken vastlegt.
Verder wilde de moeder in eerste instantie geen gesprek met de gezinsvoogden. De contacten liepen uitsluitend via haar advocaat. Er kwam pas een opening nadat de GI een schriftelijke aanwijzing had gegeven met betrekking tot (het opstarten van) omgang tussen de vader en [kind] , die de kinderrechter vervolgens had bekrachtigd. De kinderrechter heeft in zijn beschikking aangegeven waaraan moest worden gewerkt èn dat de bezwaren van de moeder niet reëel zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI nog verklaard dat samenwerking met de moeder niet mogelijk was en dat eerst nadat de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing van de GI had bekrachtigd, er enkele malen omgang tussen de vader en [kind] heeft plaatsgevonden. De moeder heeft hierbij goed haar best gedaan om [kind] goedkeuring te geven voor de omgang met de vader en de vader sloot goed aan bij wat [kind] op dat moment nodig had. De GI heeft aangegeven dat het voor [kind] het beste zou zijn als er meerdere malen per week contactmomenten zouden zijn tussen de vader en [kind] . Met de ouders zijn inmiddels afspraken gemaakt en in onderling overleg zijn er nu wekelijkse contactmomenten afgesproken. De omgang heeft op het kantoor van de GI plaatsgevonden en verliep heel goed. Er wordt naar uitbreiding van het contact toegewerkt. Er is geen reden om de contacten met de vader blijvend op kantoor te laten plaatsvinden.
Het is belangrijk dat de ouders gaan samenwerken met ondersteuning van een gezinsvoogd.
Anders dan de moeder stelt, heeft de raad wel aandacht besteed aan het middelengebruik van de vader en daarover contact opgenomen met de huisarts. De vader heeft laten weten dat hij, als de moeder wenst dat hij helemaal niet drinkt in aanwezigheid van [kind] , daarmee akkoord gaat. De ondertoezichtstelling biedt de garantie dat ook daadwerkelijk naar de situatie bij de vader thuis wordt gekeken en dat de gezinsvoogd ook voorwaarden aan de situatie thuis kan stellen. De moeder wenst dat afspraken schriftelijk worden vastgelegd. Een ondertoezichtstelling komt aan deze wens tegemoet omdat een plan van aanpak zal moeten worden opgesteld, aldus de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader nog verklaard dat hij [kind] in anderhalf jaar maar drie keer gezien heeft en dat die drie contacten hebben plaatsgevonden in de laatste vier weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling. De vader denkt dat de omgang zal stoppen als de ondertoezichtstelling nu eindigt. De ondertoezichtstelling is volgens hem de enige garantie dat een structurele omgangsregeling tot stand zal komen.
In het onderhavige geval is gedurende twee jaren, dus vrijwel vanaf de geboorte van [kind] , getracht op vrijwillige basis omgang tot stand te brengen tussen de vader en [kind] . Eerst is dit geprobeerd vanuit Youké in het kader van “Ouderschap Blijft” en daarna vanuit Welzin. Vanuit Welzin is er op enig moment gestart met omgang en hebben drie omgangscontacten tussen de vader en [kind] plaatsgevonden. De moeder heeft dit traject, evenals het traject vanuit Youké, evenwel eenzijdig beëindigd.
Vast staat dat communicatie tussen partijen ontbreekt en dat de ouders elkaar diskwalificeren en wantrouwen. De moeder heeft zelfs gezegd dat ze pas onbegeleide omgang tussen [kind] en de vader kan toestaan als [kind] vier jaar oud is.