Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen een vrouw en een man die op 22 februari 2011 in Marokko zijn gehuwd. De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit, terwijl de man zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit heeft. De vrouw heeft op 7 oktober 2015 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank heeft op 2 augustus 2016 de echtscheiding uitgesproken, maar de vrouw is in hoger beroep gegaan, omdat zij van mening is dat er geen duurzame ontwrichting van het huwelijk is, vooral omdat zij in verwachting is van het kind van de man en dit om religieuze redenen belangrijk voor haar is. De mondelinge behandeling in hoger beroep vond plaats op 28 februari 2017, waarbij de advocaten van beide partijen aanwezig waren, maar de partijen zelf niet. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw in hoger beroep is gekomen met één grief, die betrekking heeft op de echtscheiding. De man heeft zich verweerd en verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft in zijn overwegingen gesteld dat op grond van artikel 1:151 BW de grond voor echtscheiding een duurzame ontwrichting van het huwelijk is. De vrouw heeft aangevoerd dat haar zwangerschap en de belangen van het ongeboren kind in overweging moeten worden genomen, maar het hof oordeelt dat deze argumenten niet leiden tot een ander oordeel. De man heeft aangegeven dat hij niet terug wil keren naar de vrouw en instemt met de echtscheiding. Het hof concludeert dat er sprake is van een duurzame ontwrichting van het huwelijk en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.