ECLI:NL:GHARL:2017:3190

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
200.174.539/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van wrakingsverzoek wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.W. Zandbergen, raadsheer bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het wrakingsverzoek is gedaan in het kader van een civiele procedure tussen verzoekers en Deutsche Bank Nederland N.V. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 februari 2017 hebben verzoekers op 27 februari 2017 een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend. Dit verzoek is echter niet ondertekend door een advocaat, wat in civiele procedures verplicht is. Het hof heeft verzoekers op dit verzuim gewezen en hen de gelegenheid gegeven om dit te herstellen. Verzoekers hebben aangegeven dat hun advocaat, mr. R. Klarus, zijn handtekening heeft geweigerd en dat zij de Orde van Advocaten hebben verzocht om een advocaat aan te wijzen voor de ondertekening. Het hof heeft de termijn voor herstel verlengd, maar verzoekers hebben uiteindelijk geen advocaat kunnen vinden die het verzoek wilde ondertekenen. Het hof oordeelt dat het ontbreken van de handtekening van een advocaat een essentieel vereiste is voor de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek. Aangezien verzoekers van de geboden mogelijkheid tot herstel geen gebruik hebben gemaakt, verklaart het hof hen niet-ontvankelijk in hun wrakingsverzoek. De beslissing is genomen door de wrakingskamer van het hof op 11 april 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.174.539/02
beslissing van 11 april 2017
op het schriftelijke verzoek van:
[verzoeker] en [verzoekster],
beiden wonende te [A] ,
verzoekers in het wrakingsincident
hierna:
[verzoekers] c.s..
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
mr. M.W. Zandbergen,
raadsheer in dit hof, locatie Leeuwarden,
verweerder in het wrakingsincident.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling civiel recht van het hof is onder zaaknummer 200.174.539/01 een procedure aanhangig tussen [verzoekers] c.s. en Deutsche Bank Nederland N.V.
1.2
Op 23 februari 2017 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden voor de civiele kamer van dit hof.
1.3
[verzoekers] c.s. hebben bij verzoekschrift van 27 februari 2017, ingekomen ter griffie van het hof op 28 februari 2017, een schriftelijk verzoek gedaan dat strekt tot wraking van bovengenoemde raadsheer.
1.4
Ter griffie is verder binnengekomen:
- een brief van 1 maart 2017 van mr. R. Klarus, ingekomen op 6 maart 2017;
- een brief van 5 maart 2017 met bijlagen van [verzoekers] c.s., ingekomen op 7 maart 2017;
- een brief van 30 maart 2017 van [verzoekers] c.s., ingekomen op 31 maart 2017.

2.De beoordeling van het verzoekDe ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Bij brief van 27 februari 2017 hebben [verzoekers] c.s. een schriftelijk verzoek gedaan dat strekt tot wraking van mr. M.W. Zandbergen. Dit verzoek is door [verzoekers] c.s. ondertekend. Bij brief van 1 maart 2017 heeft mr. Klarus, de advocaat van [verzoekers] c.s. in de zaak onder zaaknummer 200.174.539/01, laten weten [verzoekers] c.s. niet bij te staan in het wrakingsverzoek. Aangezien het verzoek niet mede is ondertekend door een advocaat zijn [verzoekers] c.s. bij brief van dit hof van 1 maart 2017 op dit verzuim gewezen en in de gelegenheid gesteld om dat verzuim uiterlijk op 17 maart 2017 te herstellen (zie HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3633).
2.2
[verzoekers] c.s. hebben het hof bij brief van 5 maart 2017 laten weten dat hun advocaat zijn handtekening heeft geweigerd en zij daarom de Orde van Advocaten om toewijzing van een advocaat voor ondertekening van het wrakingsverzoek hebben verzocht. In verband daarmee heeft het hof bij brief van 24 maart 2017 de termijn voor het herstellen van het verzuim verlengd tot 14 april 2017.
2.3
Bij brief van 30 maart 2017 hebben [verzoekers] c.s. aangegeven dat de Orde van Advocaten geen advocaat voor het wrakingsverzoek aan heeft willen wijzen en/of aan heeft gewezen, zodat een verder uitstel omtrent de beslissing van de wrakingskamer niet nodig is. [verzoekers] c.s. verzoeken de wrakingskamer om een beslissing te geven met betrekking tot de ontvankelijkheid.
2.4
Ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Ingevolge artikel 37 lid 2 Rv geschiedt het verzoek, voor zover hier van belang, schriftelijk. In deze bepalingen is niet uitdrukkelijk vastgelegd dat het schriftelijke wrakingsverzoek moet zijn ondertekend door een advocaat. Toch volgt dat laatste wel uit het stelsel van de wet. In procedures als die waarin [verzoekers] c.s. thans partij zijn, is sprake van verplichte procesvertegenwoordiging. Dat brengt mee, zoals is bepaald in artikel 83 lid 2 Rv dat conclusies en akten moeten worden ondertekend door een advocaat. Dat geldt dus ook voor een conclusie (verzoek) tot wraking tenzij in de artikelen 36 en volgende Rv zou zijn bepaald dat dit ondertekeningsvereiste in zaken van verplichte procesvertegenwoordiging niet geldt. Die situatie doet zich echter niet voor. Het wrakingsverzoek van [verzoekers] c.s. voldoet derhalve niet aan de vereisten voor het indienen van een dergelijk verzoek. Van de geboden gelegenheid tot herstel van dit verzuim is geen gebruik gemaakt. Nu het verzoek daarom kennelijk niet-ontvankelijk is, wordt afgezien van een mondelinge behandeling.
2.5
Gelet op het vorenstaande zullen [verzoekers] c.s. in hun wrakingsverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer):
verklaart [verzoekers] c.s. niet-ontvankelijk in hun wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.P.M. ter Berg, mr. J.H. Kuiper en mr. R.E. Weening, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 april 2017 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.