In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een beschikking van de kantonrechter. De zaak betreft een verzoek van [verzoekster] B.V. om schorsing van haar ontslag als bewindvoerder van de rechthebbende, dat op 12 oktober 2016 door de kantonrechter was uitgesproken. De kantonrechter had [verzoekster] ontslagen wegens het niet voldoen aan de kwaliteitseisen voor bewindvoerders, zoals vastgelegd in het Besluit kwaliteitseisen voor curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij het verzoek tot schorsing op 9 december 2016 was ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van [verzoekster], maar heeft ook de belangen van partijen afgewogen. Het hof oordeelde dat het belang van [verzoekster] bij schorsing van de beschikking zwaarder weegt dan het belang van de rechthebbende bij de tenuitvoerlegging van de beschikking. Het hof heeft daarom besloten de werking van de bestreden beschikking te schorsen in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure. Tevens is bepaald dat de kantonrechter als informant zal worden gehoord in de hoofdzaak.