Uitspraak
[appellante],
Centrada,
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
- de appeldagvaarding d.d. 16 juni 2016, met zes producties;
- de conclusie van eis, met één productie;
- de memorie van antwoord, met tien producties.
Het hof tekent daarbij aan dat in de appeldagvaarding grieven zijn geformuleerd, maar dat die niet zijn genomen. De in de appeldagvaarding vermelde grieven zijn in wat uitgebreidere vorm opgenomen in de conclusie van eis.
2.De vaststaande feiten
“Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen hinder of overlast van welke aard ook wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.”Artikel 6.12 van het Huurreglement is bepaald:
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.”
“Met deze brief wil ik u informeren over een ernstige misstand betreffende een huurwoning van Centrada.
In het strafvonnis is voor wat betreft het bewijs van het eerste ten laste gelegde feit onder meer het volgende overwogen.
“
[in] 2015 tussen 14.00 uur en 19.20 uur vond er een afvangactieplaats in het kader van een onderzoek naar handel in verdovende middelen vanuit de woning aan perceel [a-straat] te [A] .
3.Het geding in eerste aanleg
4.De bespreking van de grieven
de grieven I tot en met IIIkomt [appellante] op tegen de beslissing van de kantonrechter om de huurovereenkomst te ontbinden en de vordering tot ontruiming van de woning toe te wijzen. Het hof ziet redenen om de grieven, die met elkaar samenhangen, tezamen te bespreken.
€ 140,- op de achterstallige huurtermijnen in mindering worden gebracht, maar ook dan is nog sprake van een huurachterstand van bijna drie maanden.
voert vervolgens aan dat nu geen sprake meer is van overlast, omdat [B] niet meer in de woning verblijft. Wat daar ook van zij - de kantonrechter heeft overwogen dat het gelet op de verhouding tussen [B] en [appellante] aannemelijk is dat [B] weer in de woning zal opduiken -, het enkele feit dat geen sprake meer is van overlast neemt niet weg dat [B] gedurende een periode van twee jaar vanuit de woning drugs heeft verkocht en dat daardoor overlast is ontstaan. De ernst van deze tekortkoming wordt niet weggenomen doordat deze zich in de toekomst niet meer zal voordoen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het hem niet geloofwaardig voorkomt dat [appellante] onwetend is gebleven van de activiteiten die [B] vanuit de woning ontplooide, nu deze activiteiten zich gedurende een langere periode hebben voorgedaan en ze gepaard gingen met geregelde bezoeken van verslaafde personen.
Ten slotte wijst [appellante] op de ingrijpende gevolgen van de ontbinding van de huurovereenkomst voor haar en haar minderjarige dochter. Het hof stelt vast dat [appellante] de gevolgen voor haar dochter niet heeft toegelicht. Gesteld noch gebleken is dat de dochter elders geen speciaal onderwijs kan volgen. Dat dat in [C] , waar [appellante] en haar dochter bij familieleden verblijven, niet mogelijk is, is gesteld noch gebleken. Bovendien is [appellante] primair zelf verantwoordelijk voor de gevolgen van haar keuze om [B] niet de deur te wijzen. Het hof wil aannemen dat de ontbinding van de huurovereenkomst ingrijpende gevolgen heeft voor [appellante] , maar daar staat tegenover dat sprake is van (gelet op de aard en de duur) zeer ernstige tekortkomingen, die de ontbinding ondanks de gevolgen daarvan voor [appellante] rechtvaardigt.
5.De beslissing
€ 894,- voor het salaris van de advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening ;