ECLI:NL:GHARL:2017:3938

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
200.194.388/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op niet-ontvankelijkheid wegens het ontbreken van rechtspersoonlijkheid van een kerkgenootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de Nederlands Gereformeerde Kerk (NGK) van Heerenveen. Molenwijk B.V. had zich beroepen op de niet-ontvankelijkheid van NGK, stellende dat deze geen rechtspersoonlijkheid bezat omdat zij geen statuut had en niet ingeschreven stond in het handelsregister. Het hof heeft echter geoordeeld dat NGK, als kerkgenootschap, rechtspersoonlijkheid bezit op basis van artikel 2:2 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof concludeert dat de omstandigheid dat NGK geen statuut heeft en niet in het handelsregister is ingeschreven, niet afdoet aan haar rechtspersoonlijkheid. Het hof heeft vastgesteld dat NGK voldoet aan de kenmerken van een kerkgenootschap en dat de vraag wie NGK rechtsgeldig kan vertegenwoordigen niet relevant is voor de beoordeling van de rechtspersoonlijkheid. Het beroep van Molenwijk op niet-ontvankelijkheid is verworpen, en Molenwijk is veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak is verwezen naar de rol voor voortprocederen in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.194.388/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/147668 / KG ZA 16-77)
arrestin het incident omtrent de ontvankelijkheid
van 9 mei 2017
in de zaak van
Nederlands Gereformeerde Kerk van Heerenveen,
gevestigd te Heerenveen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
NGK,
advocaat: mr. A.J. ter Wee, kantoorhoudend te Meppel,
tegen
Molenwijk B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Molenwijk,
advocaat: mr. W.H.R. van Boetzelaer, kantoorhoudend te Heerenveen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 26 mei 2016 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 23 juni 2016,
- de memorie van grieven,
- de memorie van eis tot niet-ontvankelijkheid in incident, tevens memorie van antwoord,
- de conclusie van antwoord in het incident,
- de akte uitlaten producties.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in incident overgelegd en heeft het hof arrest in incident bepaald.
2.3
De incidentele vordering van Molenwijk luidt:
"(…) bij vonnis in het incident, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, NGK niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen in de hoofdzaak en NGK te veroordelen in de kosten van dit incident."

3.De beoordeling in het incident

3.1
Molenwijk heeft zich beroepen op de niet-ontvankelijkheid van NGK wegens het ontbreken van rechtspersoonlijkheid. Zij stelt daartoe dat NGK geen rechtspersoonlijkheid heeft, nu zij geen statuut heeft en niet ingeschreven staat in het handelsregister. Dientengevolge is het Molenwijk onbekend wie NGK rechtsgeldig kan vertegenwoordigen.
3.2
Het hof overweegt als volgt. De bevoegdheid om als partij in een burgerlijk geding op te treden komt in beginsel alleen toe aan natuurlijke personen en aan rechtspersonen (zie HR 25 november 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4696). Op grond van artikel 2:2 lid 1 BW bezitten kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, rechtspersoonlijkheid.
3.3
Artikel 2:2 BW geeft geen definitie of omschrijving van het begrip kerkgenootschap. Uit de rechtspraak en de literatuur kan echter het volgende worden afgeleid. Een kerkgenootschap is een organisatie van aangeslotenen die zich de gemeenschappelijke godsverering van de aangeslotenen op de grondslag van gemeenschappelijke godsdienstige opvattingen ten doel stelt en die als zelfstandig kerkgenootschap wil gelden. Het laatste impliceert onder meer dat een kerkgenootschap als zodanig naar buiten treedt overeenkomstig die doelstelling. NGK heeft gemotiveerd gesteld dat zij de hiervoor genoemde doelstelling kent ten behoeve van haar kerkleden in en rond Heerenveen, op basis van de uitgangspunten van de Nederlands Gereformeerde Kerken. Het hof heeft op basis van het voorliggende dossier geen enkele reden om aan de juistheid van die stelling te twijfelen. Molenwijk heeft ook niets aangevoerd waarin een aanknopingspunt voor twijfel over de status van NGK als kerkgenootschap kan zijn gelegen. Daarmee staat naar het oordeel van het hof genoegzaam vast dat NGK heeft te gelden als een kerkgenootschap en dientengevolge op grond van artikel 2:2 lid 1 BW rechtspersoonlijkheid bezit. De omstandigheid dat NGK volgens haar eigen stelling geen statuut kent kan niet afdoen aan het feit dat NGK als kerkgenootschap rechtspersoonlijkheid bezit. Volgens NGK wordt het begrip “statuut” in het kerkrecht overigens niet (altijd) als zodanig gehanteerd en kent zij wel het Akkoord Kerkelijk Samenwerken, dat als reglement of kerkorde geldt. Ook de omstandigheid dat NGK, al dan niet ten onrechte, niet in het handelsregister is ingeschreven, doet niet af aan het feit dat zij, als kerkgenootschap, een rechtspersoon is. De beide genoemde omstandigheden zijn niet bepalend voor het antwoord op de vraag of een kerkgenootschap zoals NGK rechtspersoonlijkheid heeft. Tot slot overweegt het hof dat de door Molenwijk opgeworpen vraag wie gemachtigd is NGK rechtsgeldig te vertegenwoordigen in het kader van dit incident buiten beschouwing kan blijven, nu de beantwoording van die vraag niet relevant is voor de vraag of NGK al dan niet rechtspersoonlijkheid bezit.
3.4
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van Molenwijk op niet-ontvankelijkheid van NGK zal worden verworpen. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor voortprocederen.
3.5
Molenwijk zal als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld worden veroordeeld in de kosten van het incident (1 punt, tarief II).

4.De beslissingHet hof, rechtdoende in hoger beroep en alvorens nader te beslissen:

in het incidentverwerpt het beroep van Molenwijk op niet-ontvankelijkheid vanwege het ontbreken van rechtspersoonlijkheid;
veroordeelt Molenwijk in de proceskosten in het incident en stelt deze kosten aan de zijde van NGK vast op € 894,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 23 mei 2017voor voortprocederen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. O.E. Mulder en mr. J. Smit en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
9 mei 2017.