Uitspraak
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001917-16
Uitspraak d.d.: 19 mei 2017
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 29 maart 2016 met parketnummer 08-760200-14 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1971] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 april 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.C. Huisman, naar voren is gebracht. Het hof heeft tevens kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA/MDEA (XTC) en/of amfetamine, zijnde MDMA/MDEA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens van het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA/MDEA (XTC) en/of amfetamine, zijnde MDMA/MDEA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens van het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij of omstreeks 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid (ongeveer 8 kg) van een materiaal bevattende amfetamine en/of een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/MDEA (XTC), zijnde amfetamine en/of MDMA/MDEA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij of omstreeks 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid (ongeveer 8 kg) van een materiaal bevattende amfetamine en/of een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/MDEA (XTC), zijnde amfetamine en/of MDMA/MDEA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA/MDEA (XTC) en/of amfetamine, zijnde MDMA/MDEA en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
hij op of omstreeks 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA/MDEA (XTC) en/of amfetamine, zijnde MDMA/MDEA en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-
(een) voorwerp(en) (waaronder chemische productieapparatuur) en/of (een) stof(fen) (te weten chemische (grond)stoffen) voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
(een) voorwerp(en) (waaronder chemische productieapparatuur) en/of (een) stof(fen) (te weten chemische (grond)stoffen) voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Vordering wijziging tenlastelegging
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting een vordering wijziging tenlastelegging gedaan. De vordering houdt in dat ten aanzien van het
tenlastegelegde onder 1toegevoegd dient te worden:
tenlastegelegde onder 1toegevoegd dient te worden:
‘subsidiair
[medeverdachte] en/of meer een of meer onbekend gebleven personen op 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine e een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
Bij en/of tot welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door in de loods waarin bedoelde amfetamine werd geproduceerd en/of opgeslagen de afzuiging te verhangen en/of filters op te hangen en/of grondstoffen voor die productie te vervoeren en/of te lossen.’
De vordering houdt voorts in dat ten aanzien van het
tenlastegelegde onder 3toegevoegd dient te worden:
tenlastegelegde onder 3toegevoegd dient te worden:
‘subsidiair
[medeverdachte] en/of meer een of meer onbekend gebleven personen op 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een hoeveelheid amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I voor de bereiden en/of te bevorderen,
(een) voorwerp(en) (waaronder chemische productieapparatuur) en of (een) stof(fen) (te weten chemische (grond)stoffen) voorhanden heeft/hebben gehad, waarbij hij/zij wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten,
bij en/of tot welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 6 november 2014 te Geesteren, gemeente Tubbergen en/of elders in Nederland behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door in de loods waarin bedoelde amfetamine zou worden geproduceerd en/of opgeslagen de afzuiging te verhangen en/of filters op te hangen en/of grondstoffen voor die voorgenomen productie te vervoeren en/of te lossen.’
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft bezwaar gemaakt tegen toewijzing van de vordering wijziging tenlastelegging. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat door de wijziging van de tenlastelegging handelingen worden toegevoegd aan het verwijt dat verdachte wordt gemaakt, die niet vallen onder het bereik van de ‘oorspronkelijke’ tenlastelegging, zodat de vordering gelet op artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht afgewezen dient te worden.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging van de tenlastelegging de aan de te leggen maatstaf is of de in de aanvankelijke tenlastelegging omschreven gedraging hetzelfde feit in de zin van art. 313, tweede lid, van het Sv in verbinding met art. 68 Sr vormt als de in vordering tot wijziging van de tenlastelegging omschreven gedraging.
Bij toepassing van die maatstaf dient te worden onderzocht (HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102)
(i) of de verwantschap tussen de verschillende delictsomschrijvingen waarop de tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn toegesneden – mede in aanmerking genomen of de strekking van de verschillende delictsomschrijvingen niet wezenlijk uiteenloopt – van zodanige aard is, en tevens
(ii) of de in de oorspronkelijke tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging verweten gedragingen zijn begaan onder omstandigheden waaruit blijkt van een zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid van die gedragingen en de wezenlijke samenhang in het handelen en de schuld van de verdachte, dat de gedachte achter de in art. 313, tweede lid, Sv opgenomen beperking, die naar art. 68 Sr verwijst, meebrengt dat de gevorderde wijziging toelaatbaar is.
In de eerste plaats dient daarbij als relevante vergelijkingsfactor te worden betrokken de juridische aard van de feiten. Indien sprake is van verschillende delictsomschrijvingen, kan de mate van verschil tussen de strafbare feiten van belang zijn, in het bijzonder wat betreft de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheidene delictsomschrijvingen strekken, en de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, in welke strafmaxima onder meer tot uitdrukking komt de aard van het verwijt en de kwalificatie als misdrijf dan wel overtreding.
In de tweede plaats dient als relevante vergelijkingsfactor te worden betrokken de gedraging van de verdachte. Indien de tenlastelegging en de vordering tot wijziging daarvan niet dezelfde gedraging beschrijven, kan de mate van verschil tussen de gedragingen van belang zijn, zowel wat betreft de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen als wat betreft de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht.
Het hof overweegt als volgt. De aan verdachte verweten gedragingen onder 1 en 3 zijn in de tenlastelegging omschreven als – kort gezegd – het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en het medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van feiten als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat deze bestemd zijn tot het plegen van die feiten. De in de vordering tot wijzing van de tenlastelegging omschreven gedragingen behelst - kennelijk voor het geval het hof de betrokkenheid van verdachte onvoldoende vindt voor de kwalificatie ‘medeplegen’ - de medeplichtigheidsvariant. Het hof begrijpt de vordering wijziging tenlastelegging zo dat deze niet meer gedragingen omvat dan die aanvankelijk aan verdachte ten laste zijn gelegd, ook al wordt daarin een ruimere periode vermeld. Door het OM zijn ook geen nieuwe processen-verbaal van opsporing ingebracht. Anders dan de raadsman is het hof - mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1686) - van oordeel dat het verschil in omschreven gedragingen wat betreft aard en strekking en de tijd waarop en de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht - alles overziend - van beperkte betekenis is. Nu zowel het verschil in juridische aard van de aan verdachte verweten feiten als het verschil tussen de omschreven gedragingen niet zodanig uiteen loopt dat geen sprake kan zijn van ‘hetzelfde feit’ ex artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht en er voorts geen nieuwe feiten aan het dossier zijn toegevoegd, wijst het hof de vordering wijziging tenlastelegging toe.
BESLISSING
Het hof:
Wijst de vordering wijziging tenlastelegging toe.
Bepaalt dat een gewaarmerkt afschrift van de gewijzigde tenlastelegging aan de raadsman van verdachte wordt toegezonden en aan het dossier wordt toegevoegd.
Schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, met bevel tot oproeping van verdachte tegen een nog nader te bepalen datum en tijdstip en met tijdige kennisgeving hiervan aan de raadsman van verdachte.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.A.M. van der Veen, griffier,
en op 19 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 19 mei 2017.
Tegenwoordig:
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
mr. F.A.A.M. van der Veen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.