In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinder- en partneralimentatie. De zaak betreft een geschil tussen de man en de vrouw, die eerder gehuwd waren en samen drie kinderen hebben. De rechtbank Midden-Nederland had in eerdere beschikkingen de alimentatie voor de kinderen vastgesteld, maar de man ging in hoger beroep tegen deze beslissingen. De man betwistte de hoogte van de alimentatie en stelde dat hij door omstandigheden, waaronder een verhuizing naar het buitenland, niet in staat was om de eerder vastgestelde bedragen te betalen. De vrouw en het kind 1 voerden verweer en stelden dat de man wel degelijk in staat was om de alimentatie te betalen, gezien zijn eerdere inkomen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de draagkracht van de man en de behoefte van de kinderen. Het hof oordeelde dat de man, ondanks zijn verhuizing en de veranderingen in zijn inkomen, nog steeds een verdiencapaciteit had die het mogelijk maakte om bij te dragen aan de kosten van de kinderen. De man werd veroordeeld tot het betalen van € 183,- per kind per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen, en eenzelfde bedrag voor de kosten van levensonderhoud en studie van kind 1. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.