Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
JPF 2016/151).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van een kind, geboren uit de relatie van de moeder en de vader. De moeder, die alleen het gezag over het kind heeft, verzocht om de plaatsing van het kind in een netwerkpleeggezin, namelijk bij de grootouders aan moederszijde. De raad voor de kinderbescherming verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat het verzoek niet in eerste aanleg is ingediend. Het hof oordeelt echter dat de beslissing van de kinderrechter om het kind in een voorziening voor pleegzorg te plaatsen, vatbaar is voor hoger beroep. Het hof overweegt dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek en dat de plaatsing bij de grootouders in het belang van het kind is. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de kinderrechter en verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van het kind in het netwerkpleeggezin bij de grootouders, met ingang van de datum van de uitspraak tot uiterlijk 21 juni 2017. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.