ECLI:NL:GHARL:2017:5237

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
16/00828 t/m 16/00831
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen IB/PVV en boetebeschikkingen over de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen met betrekking tot de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011. De uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 juni 2016 wordt gedeeltelijk vernietigd. Tijdens de zitting op 15 juni 2017 te Arnhem zijn partijen tot een compromis gekomen. De correctie voor de inkopen in 2008 wordt beperkt tot € 50.000, wat leidt tot een herziening van de navorderingsaanslag voor dat jaar. De rechtbank had eerder een belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 69.705, maar na de correctie wordt dit € 114.705. De boete voor 2008 wordt gematigd tot € 9.360. De navorderingsaanslagen voor de jaren 2009 en 2010 worden bevestigd, terwijl de aanslag voor 2011 wordt herzien naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 170.000. Het hof oordeelt dat de inspecteur in de proceskosten moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 990, en gelast de terugbetaling van het griffierecht van € 124 aan de belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 juni 2017.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Belastingkamer
Locatie Arnhem
nummers 16/00828 tot en met 16/00831
uitspraakdatum:
20 juni 2017
nummer 05/003680
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
appellant
:
[belanghebbende] te [woonplaats](hierna: belanghebbende)
verweerder
:
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)
aangevallen beslissing
: uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 16 juni 2016, nummers 15/3315, 15/3316, 15/3317 en 15/3615
betreft
: (navorderings)aanslagen IB/PVV 2008, 2009, 2010 en 2011 alsmede de daarbij genomen boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen
onderzoek ter zitting
: op 15 juni 2017 te Arnhem
waarbij verschenen
: drs. A. Bremmer als de gemachtigde van belanghebbende alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur

gronden:

1. Partijen zijn ter zitting in hoger beroep in het kader van een compromis als volgt overeengekomen:
- De correctie ter zake van de inkopen in 2008 dient te worden beperkt tot € 50.000. Dit betekent dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 nader dient te worden vastgesteld op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 114.705 (aangegeven € 69.705 plus € 45.000 (€ 50.000 - € 5.000 MKB-vrijstelling) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.976. In verband hiermee dient de boete te worden gematigd tot € 9.360 (40% x 52% x € 45.000). De beschikking heffingsrente moet dienovereenkomstig worden verminderd;
- De uitspraak van de Rechtbank inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2009, de op dat jaar betrekking hebbende boetebeschikking en heffingsrentebeschikking dient te worden bevestigd;
- De uitspraak van de Rechtbank inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2010, de op dat jaar betrekking hebbende boetebeschikking en heffingsrentebeschikking dient te worden bevestigd;
- De aanslag IB/PVV 2011 dient nader te worden vastgesteld op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 170.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.562. De beschikking heffingsrente dient dienovereenkomstig te worden verminderd.
- De passiefpost ‘overlopende passiva’ bedraagt ultimo 2011 nihil.
2. Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen. Het hoger beroep is gegrond.

proceskosten:

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende. Het Hof stelt de vergoeding, overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op een bedrag van € 990 ter zake van in hoger beroep beroepsmatig verleende rechtsbijstand (twee punten voor proceshandelingen; wegingsfactor 1 en factor 1 voor samenhang). Opmerking verdient nog dat de Rechtbank belanghebbende reeds een proceskostenvergoeding voor de fase van beroep heeft toegekend. Die beslissing laat het Hof in stand.

beslissing:

Het Hof:
- Vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor wat betreft de jaren 2008 en 2011;
- Vernietigt de op het jaar 2008 betrekking hebbende uitspraken op bezwaar;
- Vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 tot een navorderingsaanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 114.705 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.976;
- Vermindert de beschikking heffingsrente over 2008 dienovereenkomstig;
- Vermindert de boetebeschikking over 2008 tot 9.360;
- Vernietigt de op het jaar 2011 betrekking hebbende uitspraken op bezwaar;
- Vermindert de aanslag IB/PVV 2011 tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 170.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.562;
- Vermindert de beschikking heffingsrente over 2011 dienovereenkomstig;
- Veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 990, en
- Gelast de Inspecteur het door belanghebbende voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 124 aan hem te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. P.L.M van Gorkom, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.

De beslissing is op 20 juni 2017 in het openbaar uitgesproken.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(A.Vellema) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 juni 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.