3.1Partijen zijn op 16 mei 1992 met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden, die op 15 mei 1992 bij de notaris zijn verleden. De huwelijkse voorwaarden luiden – voor zover hier van belang – als volgt:
1. De echtgenoten zijn gehuwd buiten elke gemeenschap van goederen.
2. Ieder der echtgenoten behoudt derhalve hetgeen hij of zij ten huwelijk aanbrengt en staande huwelijk op welke wijze dan ook verkrijgt.
(…)
1. De kosten van de huishouding (…) komen ten laste van de inkomens van de echtgenoten, naar evenredigheid daarvan.
2. Voor zover de inkomens ontoereikend zijn, komen deze kosten ten laste van ieders vermogen naar evenredigheid daarvan.
3. Onder inkomen wordt in dit verband verstaan al wat naar maatschappelijke opvatting tot het netto-inkomen behoort.
4. Indien in de kosten van de huishouding niet overeenkomstig het vorenstaande werd bijgedragen, kan telkens na afloop van het kalenderjaar verrekening worden gevorderd; dit recht vervalt twee jaar na afloop van dat jaar.
(…)
1. Zolang partijen een gemeenschappelijke huishouding voeren, verplichten zij zich jegens elkaar jaarlijks ter verdeling bij helfte bijeen te voegen hetgeen van hun inkomen uit arbeid alsmede uit inkomen als bedoeld in lid 2 van dit artikel over dat jaar onverteerd is en niet is besteed ter dekking van de kosten van de huishouding of op andere wijze gelijkelijk aan beiden ten goede is gekomen.
2. Ten aanzien van inkomen uit bedrijf, onderneming of zelfstandig uitgeoefend beroep wordt – voor de toepassing van dit artikel – onder “inkomen” alleen verstaan de daadwerkelijk opgenomen winst, zodat niet opgenomen winsten (…) niet worden beschouwd als inkomen dat verdeling in aanmerking komt.
3. Verrekening kan niet worden gevorderd over de periode nadat partijen duurzaam geen gemeenschappelijke huishouding meer voeren, noch over een periode gelegen na het aanhangig maken van een procedure tot (…) echtscheiding.
(…)
2. Bij het einde van het huwelijkdoor echtscheiding alsmede bij scheiding van tafel en bedzullen de echtgenoten met elkaar afrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren (…). Buiten de afrekening blijven echter alle aanbrengsten ten huwelijk, al wat krachtens erfrecht of door schenking is verkregen, de revenuen daarvan en wat voor een en ander in de plaats is gekomen, alsmede wat klaarblijkelijk onverteerd is gebleven van hetgeen op grond van de jaarlijkse verrekening werd verkregen.
3. (…) De afrekening als in lid 2 bedoeld geschiedt naar de toestand en de waarde op de dag waarop de procedure tot echtscheiding (…) aanhangig werd gemaakt.
(…)
1. In geval van ontbinding van het huwelijk anders dan door overlijden zullen de echtgenoten met betrekking tot aanspraken op al of niet ingegaan pensioen onderling een redelijke en billijke regeling of afrekening treffen op basis van de waarde van die aanspraken, opgebouwd gedurende het bestaan van het huwelijk, tot aan de dag waarop een procedure tot echtscheiding (…) aanhangig is gemaakt.