ECLI:NL:GHARL:2017:5431

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
200.201.679/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht verleende akte niet-dienen en verwijzing voor memorie van grieven

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 27 juni 2017 een arrest gewezen in hoger beroep. De zaak betreft een appellant die in eerste aanleg gedaagde was en die zich in hoger beroep heeft laten bijstaan door mr. F. Gül, nadat zijn eerdere advocaat, mr. M.W. Veldhuijsen, zich had onttrokken. De appellant had op 28 maart 2017 geen memorie van grieven ingediend, wat leidde tot een ambtshalve verleende akte niet-dienen. Het hof heeft vastgesteld dat deze akte ten onrechte was verleend, aangezien de zaak na de onttrekking van de advocaat naar een nieuwe roldatum verwezen had moeten worden voor het indienen van de memorie van grieven. Het hof heeft de akte niet-dienen teruggedraaid en de zaak opnieuw verwezen naar de rol voor een laatste uitstel voor het indienen van de memorie van grieven, ambtshalve peremptoir. De beslissing houdt in dat de griffier de rol moet aanpassen en dat de zaak op 11 juli 2017 opnieuw op de rol komt voor memorie van grieven. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.201.679/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 4998773 / MC EXPL 16-4458)
arrest van 27 juni 2017
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: voorheen mr. M.W. Veldhuijsen, kantoorhoudend te Bussum, thans mr. F. Gül, kantoorhoudend te Almere,
tegen
Stichting Ymere,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Ymere,
advocaat: mr. T. Mulder, kantoorhoudend te Almere.
Het arrest van 13 december 2016 wordt hier overgenomen.

1.De verdere loop van het geding in hoger beroep

1.1
Ingevolge voormeld tussenarrest heeft op 18 januari 2017 een comparitie van partijen plaatsgevonden.
1.2
Op de comparitie hebben partijen geen schikking bereikt, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 28 februari 2017 voor memorie van grieven.
1.3
[appellant] heeft op laatstgenoemde datum niet van grieven gediend, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 28 maart 2017 voor een laatste uitstel voor het nemen van de memorie van grieven, ambtshalve peremptoir.
1.4
Bij H2-formulier van 20 maart 2017 heeft mr. Veldhuijsen aangegeven dat hij zich zal onttrekken aan de zaak.
1.5
Ter rolle van 28 maart 2017 heeft [appellant] niet van grieven gediend en is ambtshalve akte niet-dienen verleend. Eveneens op de rol van 28 maart 2017 heeft mr. Veldhuijsen zich onttrokken aan de zaak en zijn cliënt schriftelijk gewezen op de gevolgen daarvan. Voor het opnieuw stellen van een advocaat is aan [appellant] een uitstel van twee weken verleend tot 11 april 2017.
1.6
Bij H2-formulier van 10 april 2017 heeft mr. Gül aangegeven dat [appellant] zich die dag tot hem heeft gewend met het verzoek hem bij te staan. Mr. Gül heeft verzocht om, gelet op de korte termijn, een uitstel van vier weken te verlenen voor het indienen van de memorie van grieven.
1.7
Op de rol van 11 april 2017 heeft mr. Gül zich gesteld als advocaat voor [appellant] . Het gevraagde uitstel is door de rolraadsheer geweigerd onder verwijzing naar de akte niet-dienen die op de rol van 28 maart 2017 is verleend aan Ymere.
1.8
Op de rol van 25 april 2017 heeft Ymere geen gebruik gemaakt van de gelegenheid ex art. 2.14 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) om te verzoeken een memorie van eis in incidenteel appel te mogen nemen. Ymere heeft arrest gevraagd en hiertoe de stukken overgelegd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In art. 133 lid 4 Rv is bepaald dat indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvoor geen uitstel kan worden verkregen, het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten.
2.2
In art. 1.7 Lpr is bepaald dat de termijnen ambtshalve worden nageleefd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit. Indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en van die termijn geen uitstel kan worden verkregen, vervalt het recht om de proceshandeling te verrichten.
2.3
In art. 6.2 Lpr is bepaald dat de zaak na de onttrekking wordt verwezen naar een roldatum op een termijn van twee weken voor het stellen van een nieuwe advocaat (behoudens een hier niet relevante uitzondering). In art. 6.3 Lpr is bepaald dat indien zich een nieuwe advocaat stelt, de proceshandeling waarvoor die desbetreffende partij staat, alsnog wordt verricht op de roldatum waarnaar de zaak na de onttrekking is verwezen.
2.4
Uit het voorgaande volgt dat de zaak na de onttrekking door mr. Veldhuijsen ter rolle van 28 maart 2017 voor een laatste uitstel verwezen had moeten worden naar de rol van 11 april 2017 voor het stellen van een nieuwe advocaat alsmede voor het nemen van de memorie van grieven, ambtshalve peremptoir.
2.5
Het hof stelt vast dat ten gevolge van een apparaatsfout ten onrechte op de rol van 28 maart 2017 akte niet dienen is verleend wegens het niet dienen van grieven. Het om die reden weigeren van het uitstelverzoek op de rol van 11 april 2017 houdt daarom geen stand. Het hof ziet in de omstandigheden van dit geval voldoende aanleiding om de akte niet-dienen terug te draaien teneinde alsnog toepassing te geven aan de artikelen 6.2 en 6.3 Lpr door de zaak te verwijzen naar een roldatum op een termijn van twee weken voor memorie van grieven, ambtshalve peremptoir.
2.6
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
draagt de griffier op het roljournaal zodanig aan te passen dat de op de rol van 28 maart 2017 verleende akte niet dienen vervalt;
verwijst de zaak naar
de rol van 11 juli 2017voor memorie van grieven, ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. H. de Hek en mr. M.W. Zandbergen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 juni 2017.