Uitspraak
[verzoeker],
Otto,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep in een arbeidszaak. De zaak is een vervolg op een eerdere tussenbeschikking van 19 december 2016, waarin de werknemer, aangeduid als [verzoeker], was toegelaten tot tegenbewijs tegen het vermoeden dat er sprake was van de h-grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat de werknemer niet in zijn tegenbewijs is geslaagd. De werkgever, Otto Holding B.V., heeft volgens het hof voldoende bewijs geleverd voor de h-grond, wat betekent dat de arbeidsovereenkomst terecht is ontbonden.
De werknemer heeft verschillende getuigen en schriftelijke verklaringen ingebracht om zijn standpunt te onderbouwen, maar het hof oordeelt dat deze niet overtuigend zijn. De getuigenverklaringen van de werknemer en zijn getuigen werden als onvoldoende beschouwd om het vermoeden van de werkgever te ontzenuwen. Het hof concludeert dat de werknemer niet geslaagd is in het tegenbewijs en dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht heeft ontbonden.
De uitspraak eindigt met de verwerping van het hoger beroep en de veroordeling van de werknemer in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 718,- aan griffierecht, € 500,- voor getuigen en € 2.682,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig aan de veroordeling wordt voldaan.