ECLI:NL:GHARL:2017:5640

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
200.177.088/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping hoger beroep wegens niet indienen memorie van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, die in eerste aanleg gedaagde was, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, dat op 18 augustus 2015 was gewezen. De appellante had meerdere malen uitstel gekregen voor het indienen van de memorie van grieven, maar heeft uiteindelijk geen nieuwe advocaat gesteld en geen grieven ingediend. Hierdoor is het recht om van grieven te dienen vervallen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante de haar gestelde termijnen ongebruikt heeft laten verstrijken en dat er geen grieven zijn ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep. Het hof heeft geoordeeld dat het bestreden vonnis niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde en heeft het hoger beroep verworpen. De appellante is in de proceskosten verwezen, die zijn vastgesteld op € 311,- aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.177.088/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 3833825 CV EXPL 15-788)
arrest van 4 juli 2017
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: voorheen mr. J.S. Staijen, kantoorhoudend te Deventer, die zich heeft onttrokken,
tegen
Woningstichting Rentree,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Rentree,
advocaat: mr. R. Bressers, kantoorhoudend te Tilburg.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 18 augustus 2015 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 4 september 2015 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis van 18 augustus 2015 met dagvaarding van Rentree tegen de zitting van 20 oktober 2015. De conclusie van de appeldagvaarding strekt tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Rentree, met veroordeling van Rentree in de proceskosten van beide instanties.
2.2
Aan [appellante] is enige malen uitstel verleend voor het indienen van de memorie van grieven. Ter rolle van 8 maart 2016 is aan [appellante] 53 weken uitstel verleend voor het dienen van grieven tot 14 februari 2017, ambtshalve peremptoir.
2.3
Rentree heeft de zaak vervroegd naar de rol van 29 maart 2016, waarbij zij [appellante] partijperemptoir heeft gesteld en akte niet-dienen heeft aangezegd indien op de rol van 12 april 2016 niet van grieven wordt gediend.
2.4
Op de rol van 29 maart 2016 heeft mr. Staijen zich onttrokken aan de zaak. Hij heeft zijn cliënte schriftelijk gewezen op de gevolgen daarvan. Voor het opnieuw stellen van een advocaat is aan [appellante] een uitstel van twee weken verleend tot 12 april 2016.
2.5
Ter rolle van 12 april 2016 heeft zich voor [appellante] geen nieuwe advocaat gesteld. [appellante] heeft bijgevolg niet van grieven gediend en aan Rentree is akte niet-dienen verleend. Bij gebreke van een instructie zijdens Rentree is de zaak conform art. 6.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) - zoals deze bepaling heeft geluid tot 1 september 2016 - verwezen naar de rol op een termijn van 53 weken (ambtshalve peremptoir) voor het stellen van een nieuwe advocaat door [appellante] .
2.6
Rentree heeft het hof bij H16-formulier van 16 september 2016 verzocht om, indien namens [appellante] op de rol van 18 april 2017 geen procesvertegenwoordiger wordt gesteld, conform artikel 6.2 Lpr arrest te wijzen. Mr. Smets heeft op dit formulier aangegeven dat de wederpartij van dit verzoek op de hoogte is gesteld. Per faxbericht van 12 april 2017 is dit verzoek (zekerheidshalve) herhaald, waarbij mr. Smets heeft vermeld dat een afschrift van dat faxbericht per gelijke post is verzonden aan de laatst bekende advocaat van [appellante] .
2.7
Op de rol van 18 april 2017 heeft zich voor [appellante] geen nieuwe advocaat gesteld. Rentree heeft op die datum arrest gevraagd.
2.8
Rentree heeft ter rolle van 2 mei 2017 de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

3.De beoordeling

3.1
Met ingang van 1 september 2016 zijn diverse bepalingen van het Lpr ingrijpend gewijzigd. Op grond van art. 10.1 Lpr zijn de bepalingen van het Lpr zoals die luiden met ingang van 1 september 2016 zowel van toepassing op zaken die vóór als op zaken die ná laatstgenoemde datum voor het eerst zijn ingeschreven. De relevante nieuwe bepalingen van het Lpr zijn goeddeels gelijkluidend en leiden niet tot een andere beoordeling in onderhavige zaak.
3.2
Aangezien zich namens [appellante] ter rolle van 12 april 2016 geen nieuwe advocaat heeft gesteld, heeft [appellante] op laatstgenoemde roldatum niet (alsnog) van grieven gediend. [appellante] heeft de haar door het hof gestelde termijnen voor het nemen van de memorie van grieven ongebruikt laten verstrijken. Conform art. 6.4 Lpr (oud) is hierdoor het recht van [appellante] om alsnog van grieven te dienen, komen te vervallen. Bovendien is aan Rentree akte niet-dienen verleend na de partijperemptoirstelling.
3.3
Nu [appellante] geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat het bestreden vonnis van de kantonrechter niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde, zal het hoger beroep van [appellante] worden verworpen.
3.4
[appellante] moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [appellante] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).

4.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van [appellante] ;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van Rentree tot aan deze uitspraak vast op € 311,- aan verschotten en op € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. H. de Hek en mr. M.W. Zandbergen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 juli 2017.