Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
geïntimeerde in (voorwaardelijk) incidenteel appel,
ATC,
appellante in (voorwaardelijk) incidenteel appel,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- te gehengen en te gedogen dat zij met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2014 wordt benoemd in de salarisschaal LC;
- in de proceskosten in beide instanties.
- ATC te veroordelen in de proceskosten in beide instanties, waaronder begrepen de nakosten.
2.De vaststaande feiten
In de cao VO 2008-2010 luidde artikel 5.2 als volgt:
Vanaf 1 augustus 2014 heeft elke docent met een eerstegraads bevoegdheid, die structureel 50% of meer van zijn lessen geeft in een of meer van de jaren 4 en 5 HAVO en/of 4,5 en 6 VWO recht op een LD functie.
2.5 In het kader van de totstandkoming van de cao VO 2014-2015 (de opvolger van de verlengde cao VO 2011-2012) hebben de sociale partners op 15 april 2014 een Onderhandelaarsakkoord gesloten waarin met betrekking tot het entreerecht het volgende is opgenomen:
“Onder structurele formatie wordt verstaan formatie niet zijnde projectformatie en kortdurende vervanging minder dan een jaar.”
"Onder structurele formatie wordt verstaan formatie niet zijnde projectformatie en kortdurende vervanging minder dan een jaar."
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
cao 2014-2015 in de plaats getreden, zodat het entreerecht beoordeeld dient te worden naar (de tekst van) die cao. Dat al vóór de inwerkingtreding van die cao door ATC was besloten over de urentoedeling voor het schooljaar 2014/2015 maakt dat niet anders. Bovendien was al vanaf de totstandkoming van het Onderhandelaarsakkoord (zie 2.5) bekend hoe het entreerecht vanaf 1 augustus 2014 zou luiden. Dat de Commissie van Beroep Christelijk VO/HBO in verschillende van haar uitspraken wél als toetsingskader de cao 211-2012 hanteert, zoals [geïntimeerde] heeft aangevoerd, geeft evenmin aanleiding voor een ander oordeel; het hof is aan die uitspraken niet gebonden.
1 augustus 2014. Daarmee strookt niet dat die cao indirect (via de band van goed werkgeverschap) nog wel bepalend zou zijn voor het entreerecht.
4.9 Het hof is, alle omstandigheden in aanmerking nemend, niet van oordeel dat [geïntimeerde] bedoelde gerechtvaardigde verwachting mocht hebben. Daartoe wordt het volgende overwogen.
“Een les is een ingeroosterd moment waarop aan leerlingen kennis wordt overgedragen, begeleiding of ondersteuning in dienst van het onderwijskundig proces wordt gegeven, dan wel prestaties van een of meer leerlingen aan een mondeling of schriftelijk onderzoek worden onderworpen. De studielessen en begeleidingsuren en het surveilleren tijdens examens vallen onder het begrip les.”,is het hof van oordeel dat Z-uren en mentoruren echter wel voor de berekening meegeteld dienen te worden en dat onvoldoende grond bestaat voor het door ATC gemaakte onderscheid tussen vakuren (waar wel voor- en nawerk aan is verbonden) en overige lessen. Dat aan Z-uren en mentoruren anders dan aan vakuren geen voor- en nawerk is verbonden, is naar het oordeel van het hof voor dat onderscheid niet toereikend.
Daar doet niet aan af dat [geïntimeerde] mogelijk niet bekend was met de omstandigheid dat het pas laat bekend worden van de terugkeer van [B] haar in 2013/2014 extra bovenbouwuren heeft bezorgd. Zij mag in ieder geval bekend verondersteld worden met de omstandigheid dat het door [B] in 2012/2013 opgenomen sabbatical haar dat jaar extra bovenbouwuren had opgeleverd.
Stelplicht en bewijslast dat dit het geval is geweest, rusten op [geïntimeerde] .
4.12 ATC heeft tijdens de mondelinge behandeling (onweersproken) nader toegelicht dat haar toedelingsbeleid erop is gericht om de bovenbouw uren zoveel mogelijk gelijk over de eerstegraads leraren te verdelen, zonder daarbij rekening te houden met deeltijdfactoren. Daarbij was gebruikelijk dat na een 'voorzet' van de rector de sectie Frans zelf een voorstel aan de rector deed, dat doorgaans door de rector werd gevolgd. Naar voren is gekomen dat volgens de aanvankelijke door de sectie zelf voorgestelde toedeling [geïntimeerde] in 2014/2015 minder dan 50% van haar lesuren in de bovenbouw zou geven. Op het laatst bleek er echter onverwacht nog een extra Havo-4 klas bij te komen. De sectie heeft toen voorgesteld die klas aan [geïntimeerde] toe te delen. ATC heeft, volgens haar verklaring, die uren (drie) toegedeeld aan een tweedegraads leraar die een opleiding tot eerstegraads leraar volgde en die in het aanvankelijke voorstel alleen onder supervisie aan een bovenbouwgroep les zou geven. ATC achtte in het kader van die opleiding het wenselijker dat desbetreffende docent een eigen klas zou krijgen, waartoe de extra Havo-4 klas de mogelijkheid bood. Daarom heeft de schoolleiding op dit punt het nadere voorstel van de sectie Frans niet gevolgd.
Het hof is van oordeel dat die keuze viel binnen de beleidsvrijheid die ATC toekomt, ook ten aanzien van haar urentoedeling.
Omstandigheden die anderszins tot het oordeel zouden moeten leiden dat ATC bij de urentoedeling voor 2014/2015 heeft gehandeld op een wijze die jegens [geïntimeerde] in strijd met goed werkgeverschap is, zijn niet aangevoerd.
1 augustus 2014 alsnog wordt benoemd in salarisschaal LC. Dit is reeds niet mogelijk omdat ATC in eerste aanleg geen tegenvordering heeft ingesteld en zij niet voor het eerst in appel een vordering kan instellen, behoudens een vordering tot ongedaanmaking. Hoewel haar vordering wel enige elementen daarvan bevat, heeft de vordering evenwel een verdergaande strekking. Bovendien heeft ATC ook op andere wijze reeds voorzien in de ongedaanmaking indien het hof tot een ander oordeel zou komen dan de kantonrechter. In de brief van
1 februari 2016, waarin [geïntimeerde] met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2014 op grond van het entreerecht is benoemd in een LD-functie, is immers vermeld dat de benoeming plaats vindt onder het uitdrukkelijke voorbehoud dat de benoeming slechts geldig is indien het vonnis in hoger beroep en eventueel in cassatie bevestigd wordt. Nu het vonnis in hoger beroep niet wordt bevestigd komt daarmee, terugwerkend tot 1 augustus 2014, aan die benoeming de grond te ontvallen.
5.De slotsom
€ 314,-
€ 1.788,00(2 punten x tarief II)